Recensie: Rutger van Zeijst – De autocraten
Studentikoos ennui
De betrekkelijk jonge uitgeverij Brooklyn stelt zich tot doel om ‘boeken, juweeltjes, die om onbegrijpelijke redenen al lange tijd, vaak al generaties lang, niet in het Nederlands leverbaar zijn’. Een van die boeken is Rutger van Zeijsts (1930-2005) De autocraten, waarvan de eerste druk al van 1963 dateert. Omdat het een bescheiden cultstatus had en hier en daar als geheimtip gold, volgde er ruim vijftig jaar later toch nog een tweede druk. Onder meer Karel van het Reve was een fan. Overigens hield van Zeijst de literatuur vrij snel voor bekeken om zakenman te worden in het bedrijf van zijn vader. Over de kwaliteit van zijn gedichten lopen de meningen blijkbaar uiteen: wijlen Gerrit Komrij nam hem nog op in zijn Nederlandse poëzie van de 19de en 20ste eeuw, terwijl hij in Ilja Leonard Pfeijffers Nederlandse poëzie van de twintigste en eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten uit de boot is gevallen.
De autocraten is een sleutelroman over het Amsterdamse studentenleven van de jaren 1950, waar van Zeijst zich een tijdje zelf in heeft bewogen. De hoofdfiguur is Piet Aukes, een gesjeesde, werkloze student die rondkomt met het geld dat zijn oom hem toestopt en door wat bij te klussen als bordenwasser in een Chinees restaurant of als nachtwaker. Toevallig komt hij in contact met een redactielid van het studentenblad Dicta Probantia, herkenbaar als het nog steeds bestaande Propria Cures. Vrij snel mag hij deelnemen aan de redactievergaderingen en sluit hij vriendschap met Jacob Daalakker, een even briljante als labiele verschijning met een voorliefde voor macabere grappen. Dit boek moet het dan ook vaak hebben van de spitse dialogen tussen studenten die elkaar met veel branie de loef proberen af te steken.
Het conflict met het realiserende blad Facta Academica en de onderlinge rivaliteit tussen de redacteurs van Dicta Probantia vormen de aanleiding voor een heleboel studentikoze grappen, wilde weddenschappen en moordende katers, tegen de achtergrond van een met affiniteit beschreven Amsterdam uit lang vervlogen tijden:
Op zijn voorstel liepen we de Amstel langs tot aan de Hogesluis, hij bleef op iedere brug staan en keek genietend om zich heen, over de Amstel, de huizen, de gracht. Het was heel stil, één keer hoorden we een houtduif opfladderen in de iepen; van de kant van het IJ klonk scheepsgetoeter, van de Sarphatistraat autoclaxons en het getinkel van een tram. ‘Ik ben zeer gelukkig,’ zei Daalakker.
En Piet besteedt vanzelfsprekend ook tijd aan de meisjes die zijn pad kruisen, al heeft hij blijkbaar nogal last van bindingsangst avant la lettre:
Maar ik wéét toch waar het op uitdraait. Ik heb niets tegen Fien, maar op een gegeven ogenblik krijg je weer dat geouwehoer van ‘Drink geen rode wijn want dat vlekt zo als je het op je pak krijgt’, en ‘Je loopt weer met het geld van de kapper in je zak’, en ‘Zondagmiddag moeten we naar tante Emmy’. Ik kan het gewoon niet opbrengen.
Maar daarnaast lijkt De autocraten ook al de kiem in zich te dragen van een onvrede met het kleinburgerlijke bestaan waarvoor studenten waren voorbestemd: ‘Het verlangen van de Hollander naar een miniatuurleventje: een aardig vrouwtje, leuke kindertjes, een eigen huisje, en een wagentje; een baantje is voor zo’n mannetje altijd wel te vinden.’ Interessant, want die onvrede vormde wellicht de basis voor de studentenprotesten en de tegencultuur die in de jaren 1960 zou ontstaan. De verveling, het ennui, is nooit ver te zoeken: ‘Ik gaapte zo hevig dat er iets kraakte bij mijn rechteroor. Het was een gaap van moordende verveling en uitzichtloosheid.’
In zijn voorwoord bij deze tweede druk schrijft Maarten ’t Hart dat De autocraten veel geestiger en sprankelender is dan Bij nader inzien, de studentenroman die Voskuil nota bene in hetzelfde jaar publiceerde. Dat is niet overdreven, al moet daarbij ter verdediging van Voskuil wel worden aangevoerd dat Bij nader inzien het niveau van diens latere cyclus Het bureau niet haalt. Er wordt echter met geen woord gerept van een ander boek waarin een jongeman op de dool is en de strijd met het ennui aangaat in een naoorlogs Amsterdam: het magistrale De avonden van Gerard Reve. En hoewel niet onverdienstelijk en behoorlijk geestig, toch doorstaat De autocraten de vergelijking eerlijk gezegd niet met de oplawaai die je steeds weer krijgt als je Reves niet ontziende meesterwerk leest. Maar dat boek staat dan ook nog altijd op eenzame hoogte.
Daan Pieters
Rutger van Zeijst – De autocraten. Met een voorwoord van Maarten ’t Hart. Brooklyn, Leiden. 256 blz. € 17,50.