Interview: Jennifer Egan over Manhattan Beach
Het boek gaat eigenlijk over hoe lastig het is om je kinderen los te laten
Al jaren had de Amerikaanse schrijfster en journaliste Jennifer Egan (1962) het plan om een roman te schrijven in de traditie van the Great American Novel met als onderwerp de vrouwelijke scheepsbouwers in de Tweede Wereldoorlog op de werven in New York. Maar dit ambitieuze project bleef nog enige tijd in het dok, omdat zich verhalen aandienden, die uiteindelijk tezamen de ‘postmoderne’ roman A Visit from the Goon Squad (Bezoek van de knokploeg) vormden. Het leverde haar onder meer de Pulitzer Prize op. Eind 2017 verscheen alsnog Manhattan Beach. Is deze epiek over het interbellum en de oorlogsjaren in New York een stap terug in de richting van de klassieke vertelkunst? Een meer lineair, plotgedreven werk? De experimentele, fragmentarische signatuur van Egan is ook in deze kloeke roman goed voelbaar. Ze springt opnieuw flink in de tijd heen en weer, vermengd binnen de hoofdstukken de drie verhaallijnen en voert veel kleurrijke personages op. De kracht schuilt opnieuw in het organische geheel.
Het is 1940. De Ierse Eddie Kerrigan is een onderwereldkoerier die zijn gezin plots in de steek laat. Zijn achttienjarige dochter Anna wil graag een bijdrage leveren aan de oorlog en ambieert als eerste vrouw duiker te worden op de marinewerf, ondanks haar frêle gestalte. Daarnaast wil ze ook de waarheid boven water brengen over de verdwijning van haar vader. Wat voor een rol heeft de ‘voor het grootste gedeelte legitiem handelende’ nachtclubeigenaar en onderbaas bij een syndicaat Dexter Styles hierin gespeeld?
Egan: Vrijwel iedereen vindt dat ik met Manhattan Beach een soort ‘stijlbreuk’ heb gepleegd, maar mijn benadering van het verhaal, van de personages vooral, verschilt eigenlijk niet van voorgaand werk. Mijn boeken zijn in het algemeen slechts heel verre familie van elkaar. Het is het onderwerp, het grotere verhaal dat de vorm dicteert. De meeste lezers kennen me alleen van A Visit from the Goon Squad en verwachten kennelijk meer van hetzelfde. Ik zie zelf wel degelijk de overeenkomsten: het gebruik van verschillende idiomen, de vervlechting van verhaallijnen, het benutten van verschillende tijden om de lezer langzaam in te lichten, ze te verbinden met de emoties van de personages. Deze roman heeft misschien een thrillerelement, maar ik geef niet voor niets middenin de plot weg. Het gaat mij om de beweegredenen van de protagonisten, om hun psychologische ontwikkeling, om de verschuiving in hun opvattingen. Het was daarnaast fijn om te werken met de oceaan als achtergrond. Letterlijk en figuurlijk. De weidse vlakte die als vanzelf ook metaforisch werkt.
Het verhaal van Eddie spreekt mij persoonlijk erg aan. Hij verandert drastisch in de loop van het boek. Wanneer we over hem denken met onze hedendaagse blik is hij een beschadigde, getraumatiseerde man. Ik werd me daarvan bewust tijdens mijn zeer uitgebreide research. Ik heb veel kranten en tijdschriften uit die tijd gelezen, films van toen bekeken, heb me veelvuldig laten rondleiden door de werven en pieren, reünies bezocht van duikers en marinepersoneel en me tenslotte in het ouderwetse duikpak laten hijsen, inclusief de loodzware helm en de ballastgordels. Ik stond daar letterlijk met lood in de schoenen. Daarnaast heb ik zo veel als mogelijk oude mensen geïnterviewd die hun hele leven in New York hebben gewoond en die de jaren dertig, veertig van de vorige eeuw nog bewust hebben meegemaakt. De weeshuizen zaten in die tijd overvol, juist ook met kinderen die nog wel ouders hadden. Het was een behoorlijke schok om dat te horen. De armoede was groot. Problemen werden massaal weggedronken. Mannen verdwenen zomaar, vaak naar zee, kinderen werden achtergelaten. Vrouwen kregen het zwaar voor de kiezen. De Iers-Amerikaanse ‘havenwereld’ was behoorlijk disfunctioneel.
Ik kom zelf uit een heel strikt Iers-Amerikaanse familie. Terug te voeren tot aan de tijd van de massale emigratie naar Amerika door de Grote hongersnood in Ierland van 1845. Mijn vader was pas de eerste die brak met de traditie en een protestantse vrouw trouwde. Dat huwelijk werkte niet, het is na mijn geboorte zelfs ongeldig verklaard. Mijn vader was ook een getraumatiseerde man. Hij was een alcoholist. Toen hij jong was, kwam zijn broer om bij een motorongeluk. Het was dus heel interessant voor mij om meer te weten te komen over die specifieke etnische identiteit. Vooral ook over de geslotenheid van de groep, de non-communicatie van Ierse families, vooral in die crisistijd, maar ook nog ver daarna. Men praatte niet over problemen, men dronk alleen. Nu zou je bijvoorbeeld in groepstherapie gaan. Ik weet van mijn oom dat er na de dood van mijn vaders broer nooit meer over hem gesproken is in de familie. Mijn vader en de andere overgebleven broer zijn lang alcoholisten geweest. Maar uiteindelijk zijn ze van de drank af weten te komen. De gotspe is natuurlijk wel dat mijn vader terwijl hij aan het trainen was voor zijn vierde marathon een paar weken voor zijn zestigste verjaardag van zijn fiets werd gereden en op slag dood was.
Lydia, Eddies jongere dochter, is gehandicapt. Ze heeft prachtige krullen en mooie grote ogen, net als haar moeder. Ze had werkelijk een plaatje kunnen zijn, ware het niet dat haar lichaam misvormd is, dat ze door zuurstofgebrek bij de geboorte nooit zal kunnen praten of lopen. Eddie trekt het zich persoonlijk aan, geeft zichzelf de schuld, ziet in de combinatie van beest en beauty zijn innerlijke strijd terug en kan er daarom niet mee overweg. Wanneer Eddie naar zee is gegaan, begint hij te reflecteren, te mediteren. Hij vindt een manier om zijn getroebleerde geest te legen. Het zorgt voor een zekere innerlijke rust. Hij krijgt de kans om alsnog een rustiger, meer evenwichtig leven te gaan leiden. Ik hoop trouwens nog snel eens over hem te gaan schrijven, bijvoorbeeld over zijn leven in de jaren zestig. Eddie heeft tijdens het schrijven mijn sympathie gewonnen. Ja, nu we er zo over hebben realiseer ik me dat mijn vader van grote invloed is geweest op het personage Eddie.
Eddie laat voor zijn vrouw een bankboekje achter, heeft zijn zuster, zoals later in de roman blijkt, ook wat geld gegeven voor zijn vertrek. Hij neemt op dat vlak wel zijn verantwoordelijkheid. Ik denk dat hij Anna niets heeft laten weten, omdat hij bang is voor het feit dat ze opgroeit, hem ontgroeit. Alles wat in haar voordeel werkte toen ze een kind was – ze wist hoe ze geheimen moest bewaren, was voor derden ondoordringbaar – kan tegen hem gebruikt worden. Hij is tenslotte zoiets als een detective van de onderwereld. De ogen en oren van zijn baas Dexter Styles. Eddie wil dat Anna zijn creatie blijft, zijn bondgenoot, zijn talisman. Dat willen we allemaal misschien een beetje van onze kinderen. Eddie’s huwelijk was zo goed als voorbij, Anna was zijn enige baken. Hij heeft wel degelijk een geweten aangaande Anna, maar kan het niet verdragen om in haar buurt te zijn.
Toen ik aan Manhattan Beach begon waren mijn kinderen nog jong, elf en negen, en ik heb ze in de zes jaar dat ik eraan werkte zien opgroeien. Ik maakte hetzelfde proces mee als Eddie en was er ondersteboven van. Je kinderen worden langzamerhand echt zelfstandige wezens. Wanneer je achtergrond instabiel is, ben je waarschijnlijk banger voor verlies, voor fragmentatie van een gezin, probeer je krampachtiger iets vast te houden. Toen realiseerde ik me dat het boek eigenlijk gaat over hoe lastig het is om je kinderen los te laten.
Wanneer je een beeld van een periode schetst, ontkom je niet aan het de taal van die tijd, aan de mores, aan de vooroordelen. In dit geval nadrukkelijk ook de moeizame verhoudingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Mijn man is Joods. Hij schrok nogal van de beschrijving van een Joodse woekeraar. Maar zeker wanneer je over die periode schrijft moet je meteen de etniciteit definiëren, want zo dachten de mensen in die tijd. Recht voor zijn raap. Een zwarte was een zwarte – om niet dat andere vreselijke N-woord te gebruiken – een Italiaan een spaghettivreter. Daar kon ik niet omheen, maar vreemd en ongemakkelijk bleef dat natuurlijk wel. Een oude kunstschilder die ik sprak, kon zich als het ware weer direct in die tijd verplaatsen en wist heel beeldend het idioom en de gedragscodes voor mij duidelijk te maken. Al bij een eerste ontmoeting verdeelde men toen elkaar direct in ras en etniciteit. Er zijn stemmen die zeggen dat men in die tijd minder bevooroordeeld was dan nu. Dat neigt naar valse nostalgie. We worden nu geacht om dergelijke kenmerken niet meer op te merken. Dat heeft iets onnatuurlijks, versluiert, zorgt alsnog voor ongemakkelijke situaties. Het bizarre is dat in de taal vroeger elke etniciteit op dezelfde voet stond. In de praktijk was dat natuurlijk wel anders.
Het uitvissen van de manier waarop mensen toentertijd met elkaar spraken was grappig om te doen. Een hoop heb ik gehaald uit films van die dagen. We zeggen nu misschien dat die mensen wat ‘filmisch’, wat gemaakt spreken, maar dat was de taal van die dagen. Denk aan de film noir. Aan Chandler. De taal was eenzaam, kil, somber. Gaf naar mijn idee de existentiële pijn van het stadsleven goed weer. Grote gebouwen, schaduwen, veel mensen die elkaar probeerden te vinden. Chandlers creatie Marlowe is eenzaam, je weet eigenlijk niets over hem. Dat alles was een goede lens voor mij om naar de mensen in New York in die tijd te kijken. Ik heb daarnaast een hoop brieven en romans gelezen uit de jaren dertig en veertig. Daaruit kon ik een goed beeld krijgen van de taal, van de uitdrukkingen die gangbaar waren.
Ik ben geboren in Chicago, opgegroeid in San Francisco en woon nu al weer enige tijd in Brooklyn New York. In Manhattan Beach komen deze drie plaatsen eigenlijk samen. Chicago is altijd een corrupte stad geweest en was de ideale basis voor de ‘hardere lijn’ van de onderwereld. Een duidelijk andere benadering dan die van Dexter Styles. Mijn grootvader was daar politiecommandant. Toen president Truman op bezoek kwam, was hij bovendien diens bodyguard. Ieren en Italianen konden elkaar niet uitstaan, tot op zekere hoogte. Bij de Ieren lag dat gevoeliger. Over Italianen werd gesproken als of ze zwart waren. Voor hen werd het N-woord gebruikt! Dat alles voornamelijk gebaseerd op economische competitie. Ondertussen werd er veel samengewerkt in de criminele wereld. Je had Italianen die hun achternaam veranderden in O’ Brien en Ieren die Italiaanse namen aannamen ‘om in de groep te passen’. Achteraf gezien grappig, maar toen letterlijk bloedserieus. Veel overlap en tegelijk veel rivaliteit. Chicago paste dus nadrukkelijk in het verhaal.
Ik was zeven toen we naar Californië verhuisden. De tech-industrie werd geboren. Toen Silicon Valley een begrip werd, was ik al lang en breed naar de universiteit vertrokken. Ik ben gefascineerd hoe de Tweede Wereldoorlog er eigenlijk voor zorgde dat bedrijven zich in het westen gingen vestigen. Hoe paradoxaal het is dat oorlogen in het algemeen voor technische ontwikkeling zorgen. Let’s go west! Nogmaals. Op die manier begon ik de stad waar ik was opgegroeid met andere ogen te zien. Daarom wil ik ook schrijven over de jaren zestig. Hoe de oorlog de tech-cultuur creëerde en tegelijk ook een tegencultuur. Was ik maar wat ouder, dan had ik een hippie kunnen zijn.
Al schrijvende over criminelen besef je maar weer eens dat het geen chaotische organisaties zijn, dat ze over eigen, vaak ongeschreven wetten, beschikken. Dat die wetten in conflict zijn met de overheidsregels is duidelijk. Die systemen botsen, maar hebben toch veel gemeen, overlappen elkaar ook vaak genoeg. Mijn eerste schoonvader was een grote investeringsbankier. En zoals we sinds de crisis van 2008 zeer nadrukkelijk weten, volgen de banken ook niet bepaald altijd heel netjes de overheidsregels. Dexter Styles onderschat de bankwereld. Waar je verwacht dat hij de meest meedogenloze schurk is, verbleekt hij bij zijn schoonvader, de topman bij de bank. Alle organisaties hebben een winstoogmerk. De interactie tussen al die verschillende systemen intrigeert me.
Mentaal gesproken hebben we daarnaast elk ons eigen systeem. Ik groeide op met mijn schizofrene broer. Hij dacht in volstrekt andere patronen, maar soms zaten we toch exact op dezelfde lijn. Ieder van ons heeft een eigen systeem om orde aan te brengen in de realiteit. Tijdens het schrijven ben ik altijd op zoek naar kleine details die de innerlijke structuren van een personage onthullen. Op dat moment ben je in het hoofd van de ander, kun je op de eigenschappen van het personage reageren. Dat is zeer vervullend. De kern van het schrijven.
Denk bijvoorbeeld aan luitenant Axel die een grondige hekel aan Anna heeft, die het schoolvoorbeeld is van de seksist. Op een bepaalde manier motiveert hij haar daarmee juist. Maar zijn verhouding ten opzichte van Anna verandert. Ik kon van hem natuurlijk niet van het ene op het andere moment een feminist maken. Dat was ongeloofwaardig. Ik moest iets verzinnen waardoor zijn houding kon veranderen. Zoiets komt tijdens het schrijfproces. Ik moet me als het ware naar de oplossing ‘toe blunderen’. Wat hem daadwerkelijk verandert, is de gewoonte. Hij raakt aan Anna gewend, zij wordt ‘een van de mannen’. Dat gaat ze natuurlijk gemakkelijk af omdat ze ook in slobberoverall loopt, omdat geen enkele lichaamsvorm duidelijk te herkennen is in het duikerspak. Hij denkt nog steeds hetzelfde over vrouwen in het algemeen, Anna vormt een uitzondering. Haar aanwezigheid is ingesleten. Zelfs een stenen trap kan inslijten, wanneer er maar genoeg schoenen overheen gaan.
Waarom verraadt Eddie uiteindelijk Dexter Styles? Op dat moment is hij het leven zat, heeft al vele malen nagedacht over zelfmoord. Het leek hem het beste om maar op die manier overal af te zijn. Maar op het einde bedenkt hij zich toch. En ontsnapt op wonderbaarlijke wijze aan het zeemansgraf. Hij hing toch meer aan het leven dan hij zich feitelijk realiseerde. Dat is het interessante in fictie, als een reflectie van het echte leven. We zijn interactieve wezens. Personages moeten dus ook reageren, constant van mening veranderen. Eendimensionale figuren zorgen voor een plat decor, een boek van niets, zonder body, van bordkarton. De tegenstelling in elk personage op zich doet ze tot leven komen. Dexter Styles is een crimineel, maar ook een feminist en een goede huisvader.
Guus Bauer
Jennifer Egan – Manhattan Beach. Vertaald door Arjaan en Thijs van Nimwegen. De Arbeiderspers, Amsterdam. 464 blz. € 22,50.