Recensie: Ian McEwan – De cementen tuin
Vier ongebonden kinderen in een sloophuis
De jonge Engelse schrijver Ian McEwan (hij is nu 30) debuteerde drie jaar geleden tegelijkertijd in Engeland, Amerika en… Nederland met de verhalenbundel die hier de titel De laatste dag van de zomer kreeg. Twee jaar later kwam in Nederland een tweede bundel met verhalen uit: Tussen de lakens; de Engelse en Amerikaanse edities lieten nog een half jaar op zich wachten. Ook McEwans derde boek, ditmaal een roman van 158 bladzijden, verscheen eerder in de Nederlandse vertaling dan in de moedertaal van de schrijver: De cementen tuin.
Hieruit blijkt hoe hoog het schrijverschap van Ian McEwan in ons land wordt aangeslagen, in de eerste plaats natuurlijk doordat hij goed schrijft, daaraan kan geen twijfel bestaan. (Waarmee niet gezegd wil zijn dat alles wat hier hoog wordt aangeslagen dus goed is en dat alles wat goed is dus hoog wordt aangeslagen. Was het maar zo eenvoudig.) Een andere factor die het succes van Ian McEwan in Nederland positief heeft beïnvloed, is waarschijnlijk zijn verwantschap met jonge Nederlandse schrijvers.
Ian McEwan past niet in de Engelse literatuurtraditie, maar des te meer in de onze. Het kan trouwens niet toevallig zijn, dat hij in Nederland dezelfde uitgever heeft als Jan Donkers en Dirk Ayelt Kooiman.
De hoofdfiguren van McEwan worstelen vaak met puberteitsproblemen. In De cementen tuin is dat niet anders. Jack, de ik-figuur, een jaar of veertien, weet zich met zichzelf geen raad. Jeugdpuistjes ontsieren zijn gezicht, hij is onhandig in de omgang met anderen en heeft van zijn ouders geen hoge dunk. Zijn vader is half invalide en heeft de onhebbelijke eigenschap een pietje precies te zijn. Als hij niet meer kan tuinieren en hij ook niet kan aanzien dat zijn levenswerk wordt overwoekerd door onkruid, besluit hij de tuin met cement te egaliseren. Hij is nog maar net begonnen als hij wordt getroffen door een hartaanval.
Het boek begint zo: ‘Ik heb mijn vader niet gedood, maar soms dacht ik dat ik hem wel een eindje op weg heb geholpen.’ Jack zou hem namelijk met het werk helpen, maar ging in plaats daarvan naar zijn kamer om te masturberen. Voor het eerst slaagt hij er in om een zaadlozing te bewerkstelligen.
Niet lang na de vader overlijdt Jacks moeder die nu met twee zusters en een jonger broertje achterblijft in het huis, het enige dat nog bewoond is in de straat die op de nominatie staat om gesloopt te worden. Omdat de kinderen niet in een weeshuis willen worden ondergebracht, besluiten zij de dood van hun moeder geheim te houden. In de kelder van het huis begraven zij het lijk in een koffer die ze tot de rand toe dicht smeren met cement (er was immers genoeg over).
Julie neemt de rol van de moeder over, vooral voor Torn, het kleinere broertje, dat zich eerst als meisje en daarna als baby ge-draagt. Jack verwaarloost zichzelf en voert niets uit. Soms zegt hij hele dagen niets tegen zijn huisgenoten: De dagen glijden voorbij zonder dat hij het opmerkt.
De weg naar de volwassenheid, waarop hij onlangs de eerste belangrijke stap zette, is lang en moeilijk en maakt hem onzeker. Ook daarom wordt Moeder in de kelder begraven: zo is ze toch nog in de buurt. Derek, de vriend van Julie, ontdekt het geheim van de kinderen tenslotte, maar hij verraadt het pas aan de politie als hij Julie en Jack in incestueuze houding aantreft, ‘…en ik mocht zelfs niet bij je in de buurt komen, zegt hij verwijtend. Derek vertegenwoordigt de buitenwereld die jaloers is op de vrije manier van samenleven van de vier ongebondenen. Het boek eindigt als de blauwe zwaailichten door het slaapkamerraam ‘een ronddraaiend patroon op de muur’ maken.
Zo naverteld lijkt De cementen tuin vooral een absurd verhaal, maar in werkelijkheid is het ook ontroerend, beklemmend, ja, aangrijpend. Jack, die er moeite mee heeft om zichzelf te accepteren zoals hij is, heeft geen problemen met de zeer ongewone situatie waarin hij is terechtgekomen, wat het egocentrische karakter van de puberteit treffend symboliseert. Het enige wat er op de roman valt aan te merken, is dat er na het eerste hoofdstuk nauwelijks meer over de vader wordt gesproken. Weliswaar is de moeder steeds lijfelijk aanwezig, al is ze dood, de herinnering aan de vader kan onmogelijk al uitgewist zijn. Na de openingszin van het boek, die toch een zeker schuldgevoel impliceert, is het onlogisch dat met name Jack geen moment meer aan zijn vader denkt.
Frank van Dijl
lan McEwan – De cementen tuin (The cement garden). Vertaling Heleen ten Holt. De Harmonie.
Deze recensie verscheen eerder in Het Vrije Volk van 25 november 1978.