Essay: De meest strikte levensschool – over Op zoek naar de verloren tijd van Marcel Proust
I Geest: De kant van Swann
Als je wijsgeer wilt zijn, schrijf dan romans.
Albert Camus – Dagboek
Er kleeft altijd iets van stoerdoenerij aan Marcel Proust, misschien omdat het dé naam is om te droppen; ik voel me altijd een pretentieuze paljas als ik vertel dat ik alle zeven delen van Op zoek naar de verloren tijd heb gelezen. De roman is lang; de nieuwe editie van de Nederlandse vertaling die De Bezige Bij eind 2018 opnieuw uitgaf beslaat bijna vierduizend pagina’s. Die lengte schrikt af net als de complexiteit, maar dit laatste is noodzakelijk, schreef Proust in De tijd hervonden: ‘Want wij beseffen dat het leven ietwat ingewikkelder is dan men zegt (…) En het is dringend nodig die complexiteit aan te tonen.’ Op een unieke wijze toont Proust het leven, what it is to be a fucking human being, in lange, soms labyrintische zinnen. Proust lezen kost moeite, het is niet ontspannend, maar inspannend: het is echter wel degelijk plezierig door de vreugde van het waardevolle inzicht over thema’s en onderwerpen die de menselijke conditie domineren.
1
Toen in 1913 De kant van Swann verscheen, het eerste deel van Op zoek naar de verloren tijd, had Proust het laatste deel De tijd hervonden al grotendeels geschreven. Proust was eigenlijk van plan om een trilogie te schrijven, maar de Eerste Wereldoorlog zorgde voor vertraging en Proust bleef doorschrijven. Pas nadat de oorlog was afgelopen verscheen in 1918 het tweede deel In de schaduw van meisjes in bloei waarvoor hij de Prix Goncourt kreeg. De publicatie van het laatste deel in 1927 zou Proust zelf niet meer mee maken, want hij overleed in 1922 op 51-jarige leeftijd.
In 1908 vroeg Proust zich in zijn notitieboek hardop af of hij van zijn materiaal, teksten die na zijn dood werden uitgegeven als Tegen Sainte-Beuve, een roman moest maken of een filosofische studie: ‘ben ik een romancier?’ Bij Proust zijn filosofie en literatuur niet los te koppelen. Op zoek naar de verloren tijd is een kruisbestuiving van literatuur en filosofie, het is een fijne en unieke emulsie van verhaal en essay. Die verstrengeling van verhaal en essay ontstaat doordat het ik van de roman uiteen valt in een vertellend-ik en een belevend-ik. Marcel is de degene die de geschiedenis beleeft en hiermee samenvalt. En de verteller is de gestalte die deze geschiedenis vertelt en reflecteert op de beleefde gebeurtenissen, ervaringen en ontmoetingen.
Volgens Gérard Genette is het onderwerp van Op zoek naar de verloren tijd: ‘Marcel wordt schrijver.’ Genette karakteriseerde Op zoek naar de verloren tijd als een roman van ontwikkeling; het gaat om een zoektocht naar antwoorden op, onder andere, epistemologische vragen. Deze antwoorden, bijvoorbeeld de betekenis en werking van de tijd en herinnering, leiden tot het schrijverschap. Genette meent dat het personage Marcel het overneemt van de verteller, zodra deze zijn laatste woord en het personage zijn eerste woord heeft gesproken. Het personage is nu de verteller geworden; Marcel is schrijver geworden.
In het eerste deel De kant van Swann introduceert Proust al de vele onderwerpen en thema’s die de bouwstenen van de roman zijn, zoals de onwillekeurige herinnering, de tijd, liefde, jaloezie, de relatie tussen fictie en werkelijkheid, het subjectivisme en het belang van kunst. De kant van Swann bestaat uit drie delen: Combray, Een liefde van Swann en Plaatsnamen: de naam. In het eerste deel Combray denkt de verteller aan de tijd dat zijn moeder hem naar bed bracht. In zijn kamer ligt hij klaarwakker, denkend aan ‘het drama van mijn naar bed gaan’. De verteller probeert zijn jeugdjaren in Combray op te roepen, maar het enige dat hij zich kan herinneren is het drama van het naar bed gaan. Het bewust oproepen van herinneringen niet mogelijk is, omdat het verstand de herinnering in de weg zit.
Het heeft geen zin om te proberen het verleden op te roepen: ‘Het is verloren moeite als we het proberen op te roepen, alle inspanningen van ons verstand zijn zinloos’. Als de verteller een slokje thee neemt waar hij een madeleine ingedoopt heeft, wordt hij opeens ‘overvallen, geïsoleerd door een intens gevoel van genot, zonder notie van de oorzaak’. Het is de zintuiglijke prikkel van het proeven van een brokje madeleine, gedoopt in lindebloesemthee, waardoor hij zich zijn jeugd Combray herinnert. Hij beleeft gelijktijdig twee ervaringen die in tijd en ruimte ver uit elkaar liggen, waardoor het verleden het heden binnendringt en hij niet meer zeker weet of hij zich in het heden of verleden bevindt. Pas in het laatste deel ontdekt Marcel de werkelijke betekenis van de reminiscentie en de werking van de tijd.
2
Bij Proust wordt de waarneming volledig toegeschreven aan de geest en niet aan datgene wat wordt waargenomen. In De tijd hervonden wordt de verteller zich ervan bewust ‘dat alleen de grove en dwalende perceptie alles in het object legt, terwijl alles in de geest is’. Omdat alles in de geest is volgens de verteller, kruipen verbeelding en werkelijkheid, nadat deze in eerste instantie met elkaar in botsing kwamen, langzaam naar elkaar toe. Verbeelding is in dit geval een fictie, dat wil zeggen: een kunstvaardige constructie van de geest.
Een mooi voorbeeld van dit proustiaans subjectivisme is de episode in het eerste deel van De kant van Swann waarin Marcel de hertogin de Guermantes voor het eerst ziet. Marcel kent de hertogin enkel van verhalen en van een portret dat hij eens van haar heeft gezien en aan de hand hiervan, en het verhaal van Geneviève de Brabant, creëert Marcel een beeld van de hertogin. Als hij de hertogin tijdens een huwelijksmis voor het eerst in de Kerk ziet, is hij teleurgesteld: de hertogin is veel minder knap dan hij zich had verbeeld, ‘maar de Mme de Guermantes van wie ik zo vaak had gedroomd kreeg, nu ik zag dat zij inderdaad buiten mij bestond, hierdoor nog meer macht over mijn verbeelding’. Marcel kent onterecht macht toe aan de hertogin, want hij is nog niet tot het besef gekomen dat de geest de waarneming stuurt en controleert. Langzaam past Marcel de impressie van de hertogin aan aan zijn verbeelding, waardoor het uiterlijk van de verbeelde en werkelijke hertogin samenvalt. Uiteindelijk is zijn teleurstelling verdwenen en roept hij: ‘Wat is zij mooi! Wat een noblesse! Echt een fiere Guermantens, de afstammelinge van Geneviève de Brabant die ik daar zie!’ Nadat de verbeelding een stoot heeft gekregen van de werkelijkheid, door de zintuiglijke waarneming, dicht de geest langzaam de afstand die is ontstaan door de stoot; het corrigeert, eigent toe, vervormt en verdicht zodat de werkelijkheid en de verbeelding met elkaar in harmonie zijn.
Het deel Een liefde van Swann neemt een speciale plaats in binnen de roman. De verteller is nu niet zelf het onderwerp, de hoofdrolspeler, van het verhaal dat hij vertelt. Dat is Charles Swann. Doordat hij het verhaal van Swann vertelt, geeft hij betekenis aan zijn eigen verhaal. Swann is namelijk een spiegelpersonage van Marcel. De verteller ziet overeenkomsten in hun karakters en hun liefdesrelaties; Swanns liefde voor Odette komt overeen met Marcels liefde voor Albertine. Daarnaast speelt Swann een essentiële rol in het leven van Marcel, zo zegt de verteller in De tijd hervonden: ‘Eigenlijk, als ik er over nadacht, kwam de stof van mijn ervaring, die de stof voor mijn boek zou worden, van Swann vandaan’. Door Swann kent hij Gilberte en wil Marcel graag naar Balbec, de plaats waar hij Albertine leerde kennen, evenals Saint-Loup en Charlus en door de laatsten maakt hij kennis met de Guermantes’. Zonder Swann was Marcel niet de schrijver geweest die hij aan uiteindelijk zal worden aan het einde van het boek, zonder Swann had het leven van Marcel er heel anders uitgezien en daarom krijgt Swann zoveel aandacht in een apart deel.
In Een liefde van Swann is muziek een belangrijk onderwerp. In De tijd hervonden zegt de verteller dat hij gelooft ‘dat de opperste waarheid van het leven gelegen is in de kunst’. Kunst zorgt voor een meervoudige blik, voor andere zienswijzen, maakt ons ontvankelijk voor andere werelden en niet alleen voor de wereld die wij kennen.
Door de kunst alleen kunnen wij uit onszelf treden, weten wat een ander ziet van dit universum dat niet hetzelfde is als het onze en waarvan de landschappen ons even onbekend zouden zijn gebleven als die er wellicht op de maan zijn. Dankzij de kunst zien wij, in plaats van één, de onze, te zien, een veelvoud aan werelden.
Bij Mme Verdurin hoort Swann het ‘geurige zinnetje dat hem zo lief was.’ Het zinnetje komt uit de Sonate voor piano en viool van Vinteuil die de jonge pianist bij Verdurins vertolkt. Het zinnetje van Vinteuil speelt een belangrijke rol voor Swann; zo is het zinnetje verbonden met zijn gevoelens voor Odette, maar misschien belangrijker:
het veranderde de verhoudingen in Swanns ziel; er bleek een marge voorhanden te zijn voor een genot dat evenmin strookte met enig begrip in de buitenwereld en dat zich toch – in plaats van zuiver persoonlijk te zijn zoals in de liefde – aan Swann voordeed als een werkelijkheid die hoger stond dan concrete dingen.
Het zinnetje zorgt voor een bepaalde roes, een roes die een betekenis oproept die buiten het bereik van het verstand ligt. Daarnaast zorgt het zinnetje voor zelfkennis; het geeft Swann inzicht in ‘zijn eigen zielerijkdom’, alsook kennis in het algemeen, want het zinnetje vangt ‘het weten’.
In het derde deel Plaatsnamen: de naam, is de jonge Marcel weer de hoofdpersoon van de vertelling. In dit korte afsluitende deel werkt Proust de relatie tussen verbeelding en werkelijkheid verder uit. Marcel toetst de verbeelding niet aan de werkelijkheid, maar juist andersom. Hij verlangt er naar om de plaatsen Florence en Venetië te bezoeken, maar hij kan niet reizen vanwege koorts. Tevens verbiedt de dokter hem naar de schouwburg te gaan om ‘La Berma’ te zien, de actrice van wie Marcel in de ban is. Zijn gezondheid doorkruist zijn verlangens. Marcel zal nu vaak naar de Champs-Elysées gaan. Hij vindt dit een verschrikkelijk vooruitzicht, want hij kent de plek niet uit boeken: ‘Was er door Bergotte in een van zijn boeken maar een beschrijving van gegeven, dan had ik die plek wel graag leren kennen, zoals alles waarvan eerst een ‘duplicaat’ in mijn verbeelding was neergelegd.’ Het blijkt minder erg dan Marcel had verwacht, want op de Champs-Elysées ziet hij Gilberte Swann, het meisje dat hij voor het eerst zag in Combray, in de passage waarin Marcel onder de indruk is van de meidoorn waar hij voor staat. De dromerige, gevoelige Marcel wordt verliefd op Gilberte en denkt ‘aan niets anders meer dan geen dag ooit nog voorbij te laten gaan zonder Gilberte te zien’. In het tweede deel In de schaduw van meisjes in bloei verhaalt de verteller uitgebreid over zijn liefde voor Gilberte.
Koen Schouwenburg
Marcel Proust – De kant van Swann. Vertaald door Thérèse Cornips. De Bezige Bij, Amsterdam. 606 blz. € 15,-.