Recensie: Guido Snel – De mirreberg
In de greep van het hoge doel
Het leven is maar van beperkte duur en niets kan voor altijd behouden blijven. Werkelijk grote kunstwerken zijn voor de mens vermoedelijk het hoogst haalbare als antwoord op al die tijdelijkheid. Ze vertellen al eeuwenlang het verhaal van het menselijk bestaan, wat mannen en vrouwen met elkaar hebben en doen, van doorzettingsvermogen en toeval en doen een poging bepaalde aspecten van onze inspanningen te laten overleven in de geest. De monumentale roman De mirreberg van Guido Snel is een, zeker voor Nederlandse begrippen, heel ambitieus project, opgebouwd als een triptiek, dus als een schilderij met een centrale voorstelling, geflankeerd door afbeeldingen op twee zijpanelen.
Aanvankelijk ging het bij zulke drieluiken vaak om altaarstukken, gerelateerd aan de symboliek van de heilige drie-eenheid, maar schilders kozen later ook voor die vorm, vanwege zijn narratieve kracht. Daarnaast is zo’n triptiek ook nog eens handig, omdat hij zich relatief gemakkelijk uit elkaar laat nemen. Prettig bij het vervoer, en dat heeft in dit geval een extra betekenis, zoals talloze fragmenten van De mirreberg geladen zijn met betekenis.
Het eerste deel van de roman, te beschouwen als het linker zijpaneel, met als titel ‘De jacht’, vertelt het verhaal van de Amerikaanse kunsthistoricus van Duits/Joodse afkomst Edgar Auerbach, die slechts enkele weken na D-Day Het Kanaal oversteekt om onmiddellijk na de landing van de geallieerde troepen op zoek te gaan naar door de nazi’s geroofde kunst. Auerbach en zijn vriend Craig Phillips, een geoloog, die onder de bekoring raakte van de Vlaamse schilderkunst, wisten voor de oorlog als studenten net op tijd Europa uit te komen. Al spoedig vinden ze elkaar terug als medewerkers van het Museum of Art in Philadelphia.
Wanneer de Duitsers bijna zijn verslagen, begint meteen de bijna onmogelijke zoektocht naar de kunstvoorwerpen, die door de nazi’s massaal zijn ontvreemd. Met name het aan een navolger van Hiëronymus Bosch toegeschreven triptiek ‘Christus in het voorgeborchte’ heeft daarbij Edgar’s obsessieve belangstelling, al is volstrekt onduidelijk of het om een authentiek werk gaat of een vervalsing. Edgar, die in de oorlog veel dierbaren heeft verloren, bijt zich zo vast in zijn opdracht, dat alles er voor moet wijken, zelfs de relatie tot zijn vrouw en kinderen, die achterblijven in de Verenigde Staten.
Guido Snel, die niet alleen schrijver en vertaler is, maar ook docent Europese literatuur aan de Universiteit van Amsterdam, schetst met grote kennis van zaken en uiterst gedetailleerd de verbeten strijd van vertegenwoordigers van talrijke, kort daarvoor nog bezette, Europese landen om hun als oorlogsbuit ontvreemde kunst terug te krijgen. Het verhaal speelt zich af tegen de achtergrond van het verwoeste continent, waar kwaadwillige regimes en fraudeurs en ook musea die zichzelf niet willen benadelen misbruik trachten te maken van de onoverzichtelijke situatie.
[…] Daar zal men doen of de neus bloedt. Stiekem jubelt het hart over de aankomst van Landschap met de roof van Europa, van Lorrain. Iedereen wist van wie dat doek voor de oorlog was. Nu weet niemand het meer. Nu is het van iedereen. […]
Snel maakt waar nodig sprongen in de tijd en heeft oog voor de in die jaren snel groeiende animositeit tussen het communistische Oosten en het kapitalistische Westen en laat de bezetenheid van de kunsthistoricus uitkomen als een menselijke beproeving, die geduid wordt als het zoeken naar de berg van mirre uit het Hooglied, de allegorie waarin de hoogste liefde centraal staat. Geen echte berg, maar een imaginaire plek, zoals van een kunstwerk ook een grote suggestieve werking uit kan gaan. Op die manier ontkom je er als lezer niet aan om na te denken over de kennelijk onbetwistbare waarde en betekenis van kunstvoorwerpen, vanwaar anders die verbetenheid?
Het ‘middenpaneel’, dus welbeschouwd het belangrijkste deel van het triptiek, getiteld ‘De reis’, vertelt het verhaal van de Osmaanse kapitein Piri, die in het jaar 1500 in opdracht van de sultan de kusten van de Middellandse Zee zo nauwkeurig mogelijk in kaart tracht te brengen. Piri wordt in de hele vertelling neergezet als een wereldwijs en edelmoedig man, die niet alleen de alcohol weet te weerstaan, maar bovendien behept is met een ‘stoïcijns lid’, waardoor hij ‘niet iedere ochtend met gloeiende kloten ontwaakte’ en ‘vrij is van ‘de lasten en verzoekingen waar gewone mensen mee te kampen hebben’.
De opdracht van de kapitein blijkt niet alleen het vervaardigen van portolanen, handgetekende zeekaarten, van de lange Osmaanse kusten. Belangrijker, zo wordt al snel duidelijk, is Piri’s geheime opdracht om een vorm van verlossing te vinden voor de sultan, die ‘door lust gefolterd in zijn eigen paleistuin had liggen kronkelen’.
Guido Snel gebruikt voor dit tweede deel van De mirreberg, dat eveneens verwijst naar deze mythische metafoor voor menselijke beproevingen en de hoop op verlossing, een meer fantastische, zintuiglijke stijl, die mede gekleurd wordt door sagen en legendes. Met zijn schip, bemand door een bont gezelschap van twijfelachtig allooi, doet Piri talrijke, in de late middeleeuwen belangrijke, havens aan; Cattaro, Venetië, Alexandrië, met slechts één bij iedereen bekend doel, de portolanen, maar daarnaast zijn geheime opdracht van de sultan.
Een in een bordeel aangetroffen en later aan boord gekomen ‘Rijnlander’, die Aaqib genoemd wordt, een begeesterd christen die buitengewoon goed kan tekenen, werkt onder bescherming van de geïmponeerde kapitein, maar vijandig bejegend door de islamitische bemanning, aan een reeks uitzonderlijke portolanen. Snel plaatst hier kunst en religie, twee thema’s die de mensheid door de tijd heen heeft aangegrepen als noodzaak en verklaring voor menselijke beproevingen, op de voorgrond.
Tijdens de scheepsreis worden reuzenoctopussen verslagen, stormen doorstaan, uiteenlopende grote en kleine vijanden bestreden, kortom tegenslagen getrotseerd, die iedereen, behalve de altijd kalm en verdraagzaam lijkende Piri, geregeld tot wanhoop brengen:
Zijn leven in dienst van de sultan had hem veel gebracht, zei hij alleen; en over het geloof zweeg hij verder, want op zijn reizen van Afrika tot India en tot ver in Azië had hij goede mensen ontmoet die zich aan andere goden dan de zijne onderwierpen […] en als Aaqib stug vasthield aan het beeld van zijn god als een goede herder, en als hijzelf een schaap wilde zijn, dan had Piri daar vrede mee.
In het laatste luik van het triptiek, ‘Het offer’, komen we de oude kunstenares Karen Christiansen tegen, wonend in Venice L.A., maar mijmerend over het archaïsche Venetië, die begonnen lijkt te zijn aan een proces van onthechting. Maar als kunst je bestaan tot dat moment betekenis heeft gegeven, lijkt dat even onmogelijk als je eens zo allesbepalende geloof achter je te laten.
Karen blijkt de dochter te zijn van Edgar Auerbach, de kunsthistoricus uit het ‘linkerluik’ van het triptiek, de man die de roofkunst van de nazi’s terug probeerde te brengen, en Susan Christiansen, de na de oorlog in de Verenigde Staten achtergebleven echtgenote van Auerbach, een kunsthistorica, die een galerie dreef met nadruk op het vroege werk van Edward Hopper. Meer besef van de intrinsieke waarde van kunst, zul je in een gezin niet snel vinden. Karen heeft overigens weinig herinnering aan haar veelal afwezige vader, maar diens inspanningen hebben haar wel het oeuvre opgeleverd van Carlo Strozzi, een kunstenaar van naam, die opgroeide als stiefbroer van haar vader.
De mirreberg is, daar kun je niet omheen, een werk van ongewoon formaat, dat door de constructie van drie zelfstandige, deels samenhangende afdelingen, alle beladen met kleurrijke personages, ontwikkelingen en dwarsverbanden welhaast lijkt op zo’n middeleeuws triptiek van Hiëronymus Bosch of een van zijn navolgers. Dat wordt nog eens onderstreept door zijn verregaande gelaagdheid en uitwerking, waarbij kwesties als authenticiteit en culturele geldigheid aan de orde worden gesteld. Snel maakt het de lezer niet gemakkelijk, maar dat mag ook wel als je de vraag durft te stellen wat (nog) betekenis geeft aan ons bestaan, en of al die inspanningen van vorige generaties en bezeten eenlingen de offers waard zijn geweest.
André Keikes
Guido Snel – De mirreberg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 368 blz. €23,99.