Recensie: Louis Aragon – De Hollandse reis
Ultima Thule
Vergeet het verwekken van de surrealistische beweging, waar Aragon nauw bij betrokken was – deze bundel uit 1964 stamt uit een heel andere fase uit zijn schrijversleven, waarin althans tijdelijk de traditie is weergekeerd en veel, zo niet alles draait om levenspartner Elsa Triolet, met wie hij in 1963 door ons land reisde en waarvan de hier in een tweetalige editie verzamelde poëzie de neerslag is, of zou moeten zijn, want verwacht hier geen reisgids of –verslag op rijm, Holland is decor en metafoor, ‘dit gesmokkelde land/Tussen regen en vlagen’, waarbij we moeten bedenken dat wat voor ons een gaaf, maar toch tamelijk doorsnee land is, door de gemiddelde Fransman wordt en zeker ook werd gezien als een uithoek aan het noordelijke uiteinde van de wereld, vlakbij de onvermijdelijke rand – hic sunt leones, maar dan koud.
Nog voordat we goed en wel op weg zijn zet Aragon de toon met een kwatrijn dat als waarschuwing dient: verder lezen mag alleen hij – of zij of het – die de liefde respecteert. Zoals daarna de dichter voortdurende opzichtig faalt in de onmogelijke taak liefde en geliefde recht te doen – ‘Wat ik van je zeg geeft hoogstens een idee/Dat zich tot sneeuw verhoudt als firn’ – weet hij amper een beeld op te roepen van het vaderland dat wij kunnen herkennen. Hij wijst hier en daar iets aan, Amsterdam dat zich verdubbelt in de grachten bijvoorbeeld als passend beeld in dit poëtische spiegelpaleis, maar ergens de vinger op leggen lukt zelden; Holland is net als de liefde ongrijpbaar en niet in woorden te vatten. Zo vallen thema en motief telkens weer samen, terwijl de dichter steeds verder trekt, voortgedreven door wat hij zelf niet kan benoemen, en uiteindelijk op het verre, nog noordelijker Texel belandt, en daar dan weer de noordelijkste punt van, het mystieke Eierland, ‘Niet over Texel praat ik nu maar over ons leven/ Uit welke verre oceanen is hier de weemoed gestrand’, een wereld waar vogels heersen als middelaar tussen hemel en aarde en de alles wat het geval is opgebouwd uit blauw en wit, de kleuren van nevel en vergetelheid.
Zoals de reiziger om het reizen uiteindelijk zichzelf in de bestemming verliest, zo raakt de minnaar zich kwijt aan het object van zijn liefde, en daar dan poëzie over, in welhaast klassieke verzen, die zeer kundig door Katelijne de Vuyst zijn vertaald in een levendig Nederlands, waarbij het enige, wat vondstige anachronisme – de Boeing 747 kwam pas zes jaar na verschijnen van de bundel in dienst – haar moge zijn vergeven. Of dat opweegt tegen het verwerpelijke karakter van de dichter – Pierre Auwerick sprak enkele jaren geleden in NRC Handelsblad van diens intellectuele integriteit als ‘een rokende puinhoop’ en beter kan zelfs ik het niet uitdrukken – mag ieder voor zich uitmaken.
Enno de Witt
Louis Aragon – De Hollandse reis. Vleugels, Bleiswijk. 128 blz. € 23,50.