Recensie: Andrés Barba – Republiek van licht
De mythe van de kinderlijke onschuld en andere misverstanden
Het ene boek wordt soms al te snel met het andere vergeleken wegens de een of andere oppervlakkige overeenkomst. Neem nou Republiek van licht, van de Spanjaard Andrés Barba (Madrid, 1975). Als je hoort waarover de plot gaat – terwijl die plot eigenlijk al zelden of nooit de essentie van een boek uitmaakt – gaat er meteen een lampje branden: een bende kinderen verschuilt zich in de jungle, waar de wetten van de beschaving niet gelden, en begaat barbaarse misdaden. Lord of the flies, iemand?
Nou, nee. Op 31 maart werd Barba in Brussel geïnterviewd naar aanleiding van het literatuurfestival Passa Porta, en meteen benadrukte hij zijn afkeer voor moraliserende dystopieën met kinderen in de hoofdrol. Het uitgangspunt van Republiek van licht is dan ook totaal anders: Barba wil niet waarschuwen voor de gevaren van het wegvallen van de grenzen van de beschaving, maar neemt de denkwereld van kinderen en de houding van volwassenen ten aanzien van hen onder de loep. Die is bijzonder dubbelzinnig: enerzijds willen we hardnekkig de mythe van de kinderlijke onschuld en de paradijselijke kindertijd in stand houden, anderzijds proberen we ze zo snel mogelijk om te vormen tot ‘beschaafde’, volwassen burgers die de maatschappelijke normen netjes naleven.
Even terugspoelen naar het begin van het boek. De ik-figuur blikt terug op de tijd waarin hij met zijn gezin in San Cristóbal woonde, een fictief, schijnbaar Latijns-Amerikaans stadje aan de rand van een vijandige jungle, gekenmerkt door felle hitte, harde kleuren, en rauwe armoede: ‘De vier kilometer brede Eré zelf vond ik vaak op een enorme bloedrivier lijken en in de regio staan bomen waarvan het sap zo donker is dat je ze haast niet als iets plantaardigs kunt zien. Bloed stroomt overal, het vervult alles.’ Hij gaat er aan de slag voor de dienst Sociale Zaken en wordt na een tijd geconfronteerd met een bende kinderen die het stadje terroriseert.
Al in de allereerste zin van het boek kondigt Barba aan dat de 32 kinderen van de bende zullen omkomen. Dat is een spoiler van jewelste, waarmee hij eigenlijk ook aangeeft dat die plot er niet echt toe doet. Het gaat hem meer om het begrijpen, al maakt hij zich ook op dat punt niet veel illusies: ‘begrijpen is niets anders dan reconstrueren van wat we alleen in fragmenten gezien hebben.’
Op zich zijn rondzwervende en bedelende groepjes kinderen geen ongewoon gezicht in Latijns-Amerikaanse steden, dus aanvankelijk besteedt niemand in San Cristóbal aandacht aan het groepje dat zich ‘druppelgewijs’ heeft gevormd. De hoofdfiguur merkt voor de eerste keer dat ze ‘anders’ zijn wanneer ze bij een verkeerlicht staan te bedelen:
Een van de kinderen keek me aan. Het wit van zijn ogen glinsterde met een intense kilheid en stak zo bij zijn smerige gezicht af dat ik even geen woord kon uitbrengen. Het licht sprong op groen en toen realiseerde ik me dat ik de hele tijd mijn voet op het gaspedaal had gehouden, alsof ik niet wist hoe gauw ik daar weg moest komen.
Opvallend aan Barba’s stijl is dat hij veel vragen stelt, wat een interessante manier is om de lezer bij zijn denkwerk te betrekken. Terugkijkend op zijn ervaringen vraagt de ik-figuur zich bijvoorbeeld af ‘wat maakt dat onze waarneming zich op bepaalde beelden concentreert en niet op andere?’, of ‘hoe zou voor die mensen snel genoeg handelen op dat moment eruit hebben gezien? Al die kinderen acuut in een weeshuis opsluiten?’
De kinderen houden het bedelen na een tijdje voor bekeken en beginnen overvallen te plegen. De mythe van de kinderlijke onschuld valt in duigen en bovendien blijkt de bende ongrijpbaar te zijn door het totaal onvoorspelbare gedrag van de kinderen en het totale gebrek aan leiderschap en hiërarchie. Interessant in dit opzicht is een waar gebeurde anekdote die Barba vertelde tijdens het eerder genoemde interview. Tijdens een reis in Brazilië vertelde een plaatselijke politieagent hem over een kinderbende die meerdere moorden had gepleegd. De speurders stonden voor een raadsel en kregen kop noch staart aan hun methode of motieven door de schijnbaar volledige willekeur waarmee ze hun misdaden pleegden, tot iemand toevallig ontdekte dat alle slachtoffers gele schoenen droegen.
Met andere woorden: de volwassenen van San Cristóbal begaan de vergissing om de kinderbende te proberen begrijpen met hun volwassen manier van denken en door hun volwassen eigenschappen op de kinderen te projecteren, niet beseffend dat kinderen uit zichzelf eigenlijk een totaal andere logica en volledig verschillende morele codes hanteren (‘De mens heeft stelselmatig alles wat hij niet kon begrijpen menselijke eigenschappen toegekend, van planeten tot atomen’).
Kinderen zijn geen onbeschreven bladen of onschuldige wezentjes, maar personen die de wereld anders ervaren en bekijken dan volwassen. Regelmatig verwijst Barba daarbij naar de wereld en de ‘maatschappijvormen’ van insecten, zoals termieten of bijen, die hij kent uit de boeken van Maurice Maeterlinck, tot dusver de enige Belg die ooit de Nobelprijs voor de Literatuur won:
Ik herinner me dat iemand hun gedragingen vergeleek met cellen binnen een organisatie, het waren weliswaar individuen, maar hun leven was volledig ingebed in dat van de republiek, zoals een bijenleven in een honingraat. Maar als die kinderen inderdaad één lichaam vormden, waar bevond zich dan het brein? Als het om een bijenkorf ging, wie was dan de koningin?
Het anders-zijn van de kinderen wordt zelfs benadrukt met de voor volwassenen totaal onbegrijpelijke kunsttaal die ze zich eigen hebben gemaakt, een taal met een woordenschat die overhelt naar ‘creativiteit, chaos en wildgroei’ en waarin het verband tussen betekenaar en betekenis niét arbitrair is, in tegenstelling tot de principes van de (volwassen!) theorie van taalwetenschapper de Saussure.
De situatie loopt uit de hand naar een gewelddadige overval op een supermarkt waarbij drie mensen gruwelijk worden vermoord. Als blijkt dat steeds meer kinderen in de stad affiniteit voelen met de bende en tot ontsteltenis van hun ouders weglopen om zich bij de bende aan te sluiten, wordt er een klopjacht georganiseerd met de reeds in de eerste zin van het boek aangekondigde fatale afloop. Kinderen kunnen immers niet ongestraft weigeren om zich te conformeren naar de wetten en regels van de wereld der volwassenen. Kortom, Republiek van licht is een razend interessant boek dat uw kijk op kinderen kan veranderen.
Daan Pieters
Andrés Barba – Republiek van licht. Uit het Spaans vertaald door Irene van de Mheen. De Bezige Bij, Amsterdam. 224 blz. € 21,99.