Recensie: Dave Eggers – De parade
Pretentievol niemendalletje
De parade van Dave Eggers heeft op het voorblad staan ‘Een tijdloze roman met echo’s van J.M. Coetzee en Graham Greene, over de vraag of we ooit de oorlog van een ander land kunnen begrijpen, en welke rol buitenstaanders spelen in het sluiten van vrede’. Dat is nogal wat hooi op de vork voor 144 pagina’s van een novelle die vooral een satire is op buitenlandse hulp bij wederopbouw.
Er zijn twee werknemers die als taak hebben om een weg aan te leggen tussen het noorden en het zuiden van een land. In dat land is na de oorlog behalve de hoofdstad niet veel meer over, de ellende wordt in vele opsommingen beschreven. De werknemers geven zichzelf de namen Vier en Negen, omdat het gevaar bestaat dat ze ontvoerd worden voor losgeld en het dan verstandig is dat ze zo weinig mogelijk van elkaar weten. Het is sowieso zeer strikt beleid van het bedrijf dat Vier en Negen geen enkel contact hebben met de plaatselijke bevolking, dat leidt alleen maar af van de werkzaamheden.
Al snel wordt duidelijk dat Vier en Negen volstrekte tegenpolen van elkaar zijn. Vier werkt nauwgezet en precies, houdt zich aan alle voorschriften en wil vooral dat het werk op tijd af is. Negen lijkt het werk vooral op te vatten als een vakantie: hij gaat naar feestjes, betaalt vrouwen, gaat zwemmen met kinderen. Negen moet vooruitrijden om te controleren dat er geen obstakels op de onverharde weg zijn waarover Vier het asfalt met een ingenieuze machine neer gaat leggen. Negen voert dat werk niet uit en zo komt Vier steeds meer bewoners tegen: een jongetje dat stil blijft staan voor de machine, een oudere vrouw die tegen de machine aan slaat, colonnes van rebellen, en uiteindelijk de man die Medaille wordt genoemd. Medaille blijkt lastiger af te schudden. Hij lijkt oprecht steeds zijn hulp aan te bieden, maar zo weet Vier, als je hulp ontvangt zal er op termijn iets voor terug worden gevraagd.
Dan blijkt Negen ziek en het is niet duidelijk wat hij precies heeft: tyfus, malaria of nog iets anders. Vier heeft nu een aantal dilemma’s: zal hij bij het bedrijf klagen over Negen? Hij heeft daar veel zin in, maar is bang dat hij dan zelf incompetent overkomt. Verder wil hij het werk op tijd af krijgen en voor Negen zorgen, maar dat kan elkaar bijten. Dat Negen de satelliettelefoon en medicijnen aan de lokale bevolking weg heeft gegeven maakt de keuze niet makkelijker. Medaille, zijn neef Neef en anderen stelen medicijnen en daarvoor moet Vier zijn tent betalen. Om ervoor te zorgen dat Negen niet in de cel komt wegens aanranding is hij al het geld kwijt dat hij bij zich heeft, en de weg komt uiteindelijk af.
Kunnen we nu ooit de oorlog van een ander land begrijpen? Vier heeft geen poging gedaan, dus geen idee. Wat voor rol spelen buitenlanders in het sluiten van vrede? Daar is geen algemeen antwoord op te geven en zelfs in dit niemendalletje is dat lastig. Er wordt een weg aangelegd. Of een weg helpt om vrede te bereiken, daar moet het einde van het boek voor verklapt worden, en zelfs dan is het nog niet helemaal duidelijk. Wel is er sprake van smeergeld en machtsmisbruik, maar dat wordt niet erg uitgewerkt. Misschien was het nederiger geweest om op de voorkant te zetten: ‘een novelle over je ergeren aan incompetente collega’s.’
Erik-Jan Hummel
Dave Eggers – De parade. (Vertaald door Gerda Baardman, Maaike Bijnsdorp, Lucie Schaap en Elles Tukker) Lebowksi, Amsterdam, 144 blz., €21,99.