Recensie: Petran Kockelkoren – Ganesha in Silicon Valley
Een wederbelevendiging van de mythe
Volgens filosoof en cultureel antropoloog Petran Kockelkoren is er in het Westen een schijnbare tegenstelling ontstaan tussen de moderne wereld van de wetenschap en de traditionele wereld van de mythe. In zijn fascinerende boek Ganesha in Silicon Valley laat hij zien dat de mythe ook in de afgelopen eeuwen nooit aan betekenis heeft ingeboet: ‘De wetenschap maakt de wereld beheersbaar, de mythe maakt haar bewoonbaar,’ schrijft hij. En: ‘Ik heb willen aantonen dat materiële mediaties, met daarin een infuus van mythische verlangens en verwachtingen, de wereldgeschiedenis voortdrijven.’
Kockelkoren leidt de lezer op aangenaam erudiete wijze door die wereldgeschiedenis. Zo schrijft hij over de spaken in de strijdwagenwielen bij Homerus, de oedipale motieven in de mythe van de Indiase god Ganesha, de reizen van Paul Gauguin en Jacques Brel naar Tahiti, de tupperwareparty’s van Brownie Wise en de razend populaire airport-art uit Nigeria. Hij wil met deze verhalen laten zien hoe mythen de huidige visies op de werkelijkheid hebben bepaald en tegelijkertijd wil hij afrekenen met de vele misverstanden die erover bestaan:
De pleitbezorgers van de mythe komen algauw in de hoek van newage-adepten terecht, die uit verzet tegen een technologische cultuur die hen overrompelt teruggrijpen op een ver verleden toen kruidenvrouwtjes de toekomst nog uit theeblaadjes konden lezen. […] Het is echter volkomen onterecht dat de mythe wordt gebagatelliseerd en verguisd. Er gaat een verloren gewaande massa aan levende mythen schuil achter de coulissen van de moderne cultuur.
Kockelkoren beschrijft hoe religies een rol hebben gespeeld bij de wereldwijde mythevorming. Hij laat zien hoe godsdienststichters als Zarathoestra, Boeddha, Confucius, Jezus, Mani en Mohammed hun geloofsleer verspreidden. Ze deden dat volgens de auteur door de mythische verbeelding van grote bevolkingsgroepen te systematiseren en bijbehorende rituelen gemeengoed te maken. Daarmee boden ze zichzelf en latere machthebbers de mogelijkheid om orde en eenheid te scheppen in culturen die eerder uiteen waaierden in een oncontroleerbare veelvormigheid.
Bekend is het voorbeeld van de Romeinse keizer Constantijn, die zich bekeerde tot het christendom om zijn onderdanen te verenigen in één staatsreligie. De tot dan toe vooral bij de Romeinse soldaten populaire Mithrascultus en de vele gnostieke sekten bemoeilijkten de concentratie van de macht bij één absolute heerser. De hiërarchische structuur van de christelijke kerk met zijn bisschoppen en een paus bood echter een herkenbare afspiegeling van de hiërarchieën in het leger. Constantijn besefte dat hij zijn keizerlijke macht zou kunnen legitimeren door zich hieraan te conformeren.
Vervolgens laat de auteur zien hoe belangrijk de rol van de techniek altijd al is geweest bij deze mythevorming en het ontstaan van culturele identiteiten. Het verklaart deels waarom religie en wetenschap zo vaak op gespannen voet met elkaar hebben gestaan. Maar het laat ook zien dat de mythische en de technische wereldbeschouwingen veel meer overlap vertonen dan over het algemeen wordt verondersteld. Een illustratief voorbeeld daarvan is de uitvinding van de stijgbeugel in het China van de vijfde eeuw. Deze leverde een doorslaggevende bijdrage aan de opkomst van nieuwe culturele identiteiten in Europa toen Karel Martel besloot om het Chinese hulpmiddel aan te wenden voor zijn eigen cavalerie. De ruiters zaten vanaf dat moment veel steviger in het zadel en konden met lansen en schilden de vijanden met een ongekende slagvaardigheid te lijf gaan.
Voor de vele benodigde paarden moest almaar meer land beschikbaar komen en dat werd onteigend van de kerk en geschonken aan de adel. Het feodale systeem was geboren. In de eeuwen die volgden werd de uitrusting die de ridders droegen steeds zwaarder. De westerse strategieën op het slagveld verloren hun flexibiliteit in rituelen die een steeds minder adequaat antwoord vormden op de tactiek van de vijand. In de slag bij Liegnitz van 1241 leidde dat tot een eclatante nederlaag voor de Hongaarse, Poolse en Duitse ridders van het Heilige Roomse Rijk, die niet opgewassen bleken te zijn tegen de snelle, wendbare Mongoolse cavalerie onder leiding van Kadan. De slag luidde het einde in van de macht van de ridderstand in Europa.
Kockelkoren treedt in Ganesha in Silicon Valley naar eigen zeggen in de voetsporen van Friedrich Nietzsche, die de mythe presenteerde als uitdrukking van ware ideeën die een cultuurbeweging tot een eenheid kunnen smeden. Kockelkoren schrijft: ‘Het is in onze jongste geschiedenis niet de eerste keer dat iemand een pleidooi voert voor de wederbelevendiging van de mythe. Friedrich Nietzsche (1844 – 1900) heeft er zijn levenswerk van gemaakt.’ Kockelkoren deelt met Nietzsche vooral de opvatting dat mythen in de moderne samenleving zouden moeten worden gerevalueerd. Hij zet uitvoerig uiteen hoe Nietzsche onder invloed van zijn vriend Richard Wagner tot zijn theorieën kwam, waarin de Griekse oudheid als voorbeeld moest dienen voor een Duitse culturele opleving. Als Wagner het te hoog in zijn bol krijgt, scheiden hun wegen. Deze losmaking beschouwt Kockelkoren als het begin van de ondergang van de filosoof die in 1889 definitief instort en daarna nog elf jaar wordt verzorgd door zijn moeder en zijn zuster.
De manier waarop Nietzsche poogde om tot eerherstel van de mythe te komen, is volgens Kockelkoren vruchteloos gebleken omdat de filosoof geheel op eigen houtje te werk ging en zichzelf steeds centraal stelde als de brenger van een nieuw soort waarheid. De mythe krijgt pas bestaansrecht als deze wordt gekoesterd door een collectief waarin allerhande rituelen een centrale rol vervullen.
Kockelkorens voornaamste leermeester is Michel Foucault, die laat zien hoe de macht in de samenleving zich concretiseert in de manier waarop deze is ingericht en vormgegeven:
De macht was bij Foucault nooit de macht van de heerser die boven zijn onderdanen troont en hen onderwerpt aan beloningen en straffen naar willekeur, maar betrof veeleer anonieme machten die schuilgaan in de stigmatisering als patiënt of crimineel, in kafkaëske ambtelijke procedures, in de materiële inrichting van opvoedingsinstituten, ziekenhuizen, revalidatieklinieken en gevangenissen. Macht is overal werkzaam en anoniem gedistribueerd.
Hoe dat zijn weerslag heeft op de samenleving in verschillende culturen demonstreert Kockelkoren onder andere aan de hand van verschillende woonrituelen. Hij schetst de veranderingen die er hebben plaatsgevonden in de typische Nederlandse rijtjeshuizen. In de jaren vijftig en zestig waren het doorgeefluikje en het binnenraam tussen keuken en woonkamer nog populair, maar daar kwam een einde aan met het in zwang raken van de open keuken. Aanvankelijk kwamen de gezinnen in de avonduren samen aan de grote eettafel bij het licht van die ene grote centrale lamp, maar ook dat veranderde. De kinderen kregen eigen slaapkamers waarin ze zich naar believen konden onttrekken aan het waakzame oog van de ouders, iets wat in lijn lag met de westerse opvattingen over de opvoeding. In de jaren tachtig was dit voor de allochtone nieuwkomers echter niet de manier waarop het gezinsleven georganiseerd diende te worden. Er zijn gevallen geweest waarbij met hamer en beitel hele tussenmuren werden gesloopt om het voor de heer des huizes mogelijk te maken het overzicht over zijn familieleden te herstellen.
Mythen hebben zich dezer dagen weten los te zingen van religieuze levensbeschouwingen. Ze hebben zich voor een groot deel teruggetrokken in de techniek en de media die ons dagelijks omringen. Voor waarheidsvinding zijn ze nog altijd onbruikbaar, maar dat neemt niet weg dat ze ook nu op allerlei manier kunnen worden ingezet. Door een romanschrijver als Haruki Murakami, die parallelle mythische werkelijkheden verkent zonder een poging te doen ze te laten samenvallen in een consistent verhaal van goed en kwaad. Maar ook door wereldleiders die bepaalde landen kwalificeren als ‘de as van het kwaad’ zodat ze kunnen worden aangevallen of door populisten die een greep naar de macht doen door bijvoorbeeld vol te houden dat de klimaatverandering niets te maken heeft met de toegenomen CO₂-uitstoot van de afgelopen decennia.
Mythen zullen er altijd zijn. Ze zijn wellicht te weerleggen met feiten, maar dat zorgt er vervolgens niet voor dat ze gaan verdwijnen. Daarvoor spelen ze een veel te grote rol in ons leven. De door Petran Kockelkoren bepleite wederbelevendiging van de mythe is dan ook vooral een hernieuwde kennismaking met onszelf.
Ronald Ohlsen
Petran Kockelkoren – Ganesha in Silicon Valley; De macht van de mythe op het wereldtoneel. Boom, Amsterdam. 524 blz. € 29,90.