Interview: Chaja Polak over De man die geen hekel had aan Joden
‘Er is altijd een keuze’
Schrijfster en beeldend kunstenaar Chaja Polak (1941) begon met publiceren in 1989 en heeft inmiddels vijftien boeken op haar naam staan, waaronder acht romans en drie verhalenbundels. Haar oeuvre wordt gekenmerkt door een fijnzinnige, overdachte stijl. Geen woord te veel. Voor het indringend opvoeren van een dilemma, van een verterend schuldgevoel, zoals in haar meest recente roman Twintig minuten, zijn geen lappen tekst nodig. Polak weet de intensiteit van het verlies kernachtig bij de lezer over te brengen, met een ontroerend open einde. Twintig minuten is overigens de tijd die het kon duren voordat jonge, gezonde mensen in de gaskamer daadwerkelijk waren gestikt.
Er zijn gevallen dat je als mens je terughoudendheid even moet laten varen en op de barricade springen. Als schrijfster reageer je op onrecht, op misstanden, op gesjoemel met de geschiedenis, met een boek. De man die geen hekel had aan Joden, een botsing met het verleden is Polaks eerste non-fictieboek, stilistisch overigens weer heel bekwaam.
Aanleiding tot dit uiterst belangwekkende tegengeluid is de verschijning in 2017 van Oorlogsouders van Isabel, barones van Boetzelaer (1961), taaltrainer Duits en voormalig balletdanseres, met als ondertitel Een familiekroniek over goed en fout in twee adellijke families. Het boek bleek, op z’n zachtst gezegd, nogal gekleurd, barstte van de onjuistheden. Zo werd de vader van haar moeder, Hilmar von der Recke opgevoerd als een verzetsheld, terwijl hij in werkelijkheid commandant was van het beruchte concentratiekamp Stalag XII A, in verband gebracht met deportatie van Russische krijgsgevangenen naar Mauthausen. Een dergelijke ‘aanpassing’ ligt op de loer wanneer je je grotendeels baseert op de verhalen van je moeder en correspondentie van de familie. Een herziene editie, verschenen in 2018, droeg nog slechts als ondertitel Een kroniek over twee adellijke families tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar bleef grotendeels gebaseerd op de herinneringen van haar moeder. In feite legt Isabel van Boetzelaer de schuld bij haar hoogbejaarde moeder Ingrid, ‘die onwaarheden heeft verteld en controversiële feiten heeft verzwegen’.
Chaja Polak: ‘Isabel van Boetzelaer citeert vaak tot de komma, en laat alles wat daarachter komt weg. Het boek is daardoor nog steeds sterk manipulatief. Het bevordert het idee van nivellering van de geschiedenis in de trant van “iedereen was een beetje slachtoffer in de oorlog, iedereen een beetje schuldig”, terwijl Willem van Boetzelaer vrijwillig is toegetreden tot de Waffen-SS en nadien in Den Haag vol overtuiging bij de Sicherheitsdienst werkte, in een naar hem genoemd commando dat ondergedoken Joden en verzetsmensen opspoorde en arresteerde. In maart 2017 werd een interview met de barones geplaatst in NRC Handelsblad. Haar vader wordt geportretteerd als een man die de pech had zich op het verkeerde moment in de verkeerde kringen te bevinden, maar eigenlijk geen hekel had aan Joden. Een enorme gotspe. Met groeiende verbazing en ook bezorgdheid, volgde ik de aanvankelijk weinig kritische berichtgeving rond dit boek, die tekenend is voor de zorgwekkende ontwikkeling in de maatschappij, het denken in grijstinten, de toenemende onwetendheid. Ik moest gewoonweg schrijven over mijn eigen geschiedenis. In april 1944 werden mijn ouders op hun onderduikadres gearresteerd en gedeporteerd, door iemand die later de naaste medewerker werd van de baron. Ik was een peuter en kort voordien in veiligheid gebracht, waarna ik de oorlog onder de schuilnaam Lineke overleefde op verschillende onderduikadressen.’
Chaja Polak kreeg steun in haar verzet tegen de onwetendheid en onverschilligheid van historica Evelien Gans – die jaren heeft gewaarschuwd tegen deze gevaarlijke tendens – haar broer Hans Fels en publicist Maarten van Voorst tot Voorst. In het lezingencircuit oogstte Van Boetzelaer applaus ‘voor het uit de kast komen als dochter van een foute vader’. Het boek werd positief ontvangen in Het Parool – de van oorsprong verzetskrant die het in 1947 de baron nog kenschetste als een felle Jodenhater en onmenselijke bruut – NRC Handelsblad en allerlei (dames)bladen. Ze verscheen op tv en bij de radio. Van Voorst tot Voorst beschreef het in VN als volgt: ‘Het verhaal is rijkelijk verlucht met bladgoud. Alle clichés over het adellijk leven passeren de revue in deze kasteelroman. Downton Abbey meets Holocaust. Een foute vader die men tegen twee goede grootouders kon wegstrepen. Dat was een wel erg verleidelijk rekensommetje. […] Al gauw werd duidelijk dat de bestseller bestond uit een potpourri van vervalsingen, verzinsels en plagiaten. […] Het is begrijpelijk dat Isabel van Boetzelaer zich wil bevrijden van het stigma ‘dochter van’. Met Oorlogsouders borduurt ze echter voort op wat haar familie haar met de paplepel heeft ingegoten: een wereldbeeld vol ontkenningen, onwaarheden en schijnrechtvaardigingen. Verstoppertje spelen met het eigen verleden.’ Isabel van Boetzelaer heeft meegewerkt aan een Duits boekwerk uit 2015 over de familie Von der Recke, droeg foto’s en gegevens aan. In Vom Burgherrn zum Bürger had ze kunnen lezen over Hilmar als kampcommandant en zijn vrouw als fanatiek lid van een nazistische vrouwenorganisatie.
Is Oorlogsouders een gevalletje van ‘gesjoemel is alleen gesjoemel wanneer het wordt opgemerkt’, is het boek een opzettelijke geschiedvervalsing? Per definitie vervagen de scheidslijnen kennelijk wanneer gebeurtenissen tot historie verworden, omdat de deelnemers tot het verre verleden behoren, niet meer leven?
Polak: ‘Het heeft er alle schijn van dat het een therapeutisch werk is. Het witwassen van de rol van haar vader, of in elk geval het vergoelijken ervan. Waarbij ze voorbijgaat aan het feit dat elke mens verantwoordelijk is voor zijn of haar daden en er dus keuzes zijn in het leven. Ik kan niet achter de beweegredenen voor het schrijven van haar boek komen. Ik heb op instigatie van de in mijn boek De man die geen hekel had aan Joden opgevoerde documentatiemakers, regisseur en cameraman, uitgebreid mailcontact gehad met Van Boetzelaer. Of ze is heel dom, of heel erg geslepen, of ze heeft geen enkele empathie met anderen, hoogstens met haar eigen familieleden. Ik kom er niet uit, weet inmiddels wel dat ik haar niets kan uitleggen, haar geen millimeter kan laten bewegen, haar zelfs niet kan laten twijfelen. Ze begreep me niet of sloot zich volledig af. Naïviteit, onkunde en wensdenken. De therapeutische “waarheid” die zij heeft geschapen staat haaks op de historische realiteit. Voor de lezer van haar boek is niet na te gaan wat feit is en wat fictie.’
In de herziene druk kan Van Boetzelaer bijvoorbeeld niet meer om het verleden als kampcommandant van haar grootvader heen, maar ook hier probeert ze de scherpe kantjes er vanaf te polijsten. Dossiers worden afgedaan als ‘voorvallen’. Terwijl getuigenverklaringen spreken over het letterlijk uitdelen van trappen en slagen op elk moment dat Hilmar in het kamp aanwezig was en de Untragbare Elemente tijdens zijn bewind bij bosjes stierven aan honger, ziekte en dwangarbeid. (Het van dictaturen bekende eufemistische taalgebruik, in dit geval de naziterminologie voor de Russen.) Hilmar von der Recke werd al in 1933 lid van de NSDAP, was tot op het laatst een getrouwe helper van het Hitlerregime.
Tegen Willem van Boetzelaer werd vanwege de ernst van de geconstateerde feiten de doodstraf geëist. De rechter veroordeelde hem tot levenslang. Al in 1957 kreeg hij gratie en mocht terugkeren naar zijn landgoed nabij Arnhem. Volgens zijn dochter had hij reuze spijt van zijn daden, vandaar ook haar opmerking in haar boek ‘dat hij geen hekel had aan Joden’, de opmerking die Chaja Polak in haar titel parafraseert. En daarmee de schoffering benadrukt. Willem van Boetzelaer was een actieve, ongekend wrede Jodenjager. Zijn bijzonder cynische verweer maakt de zaak extra bitter. ‘Deed ik het niet, dan deed een ander het.’ Bij reünies blijkt hij tot weerzin van Duitse familieleden altijd in zelfmedelijden te hebben gezwolgen.
De man die geen hekel had aan Joden is stilistisch fraai, opnieuw heel verfijnd. De literatuur, hoe paradoxaal dit ook klinkt, die bijna als enige medium zich teweer kan stellen tegen falsificatie, tegen nepnieuws.
Polak: ‘Ik ben een fictieschrijver. Het ging als vanzelf. Het verhaal moest beginnen en eindigen met de documentairemakers die mij begeleiden naar Rijswijk, naar het adres waar ik met mijn ouders ondergedoken was, en waarvan zij zijn weggevoerd. En met het bezoek aan het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging in Den Haag waar ik met mijn broer de dossiers van de strafzaak tegen Van Boetzelaer en consorten mocht inzien. Iets wat zijn dochter overigens ook heeft gedaan, maar zij koos ervoor om de daar aangevoerde bewijzen niet te gebruiken. Ze had de volgende verwrongen redenatie: omdat niet alle getuigenverklaringen onderzocht waren, liet ze die voor wat ze waren en ging eraan voorbij dat er blijkbaar al lang voldoende waren onderzocht om de aanklager de doodstraf te laten eisen, die door de rechter tot levenslang werd omgezet in verband met zijn leeftijd, hoewel, zei de rechter, Willem van Boetzelaer met slachtoffers jonger dan hij geen enkel mededogen had. De kritiekloze ontvangst van Oorlogsouders en het podium dat uitgerekend Westerbork bood aan de schrijfster, zijn de directe redenen geweest dat ik mijn aanklacht en analyse De man die geen hekel had aan Joden heb geschreven.’ [Westerbork annuleerde uiteindelijk de lezing gb]
Van Boetzelaers boek werd door een aantal auteurs de hemel in geprezen. Ad van Liempt, autoriteit op het gebied van de Tweede Wereldoorlog, kreeg het eerste exemplaar overhandigd en schreef een wervende tekst. Hij heeft niet meegewerkt aan de herziene versie en naar eigen zeggen zijn excuses aangeboden aan direct betrokkenen. Hij wil niets meer met het boek te maken hebben. In De man die geen hekel had aan Joden spreekt Chaja Polak hem in een soort droomgesprek erop aan. De verbeelding als laatste redmiddel?
‘De beschreven droom moet je minder letterlijk nemen. Beelden en gesprekken bleven door mijn hoofd tollen, situaties waarin ik kon zeggen of laten zien wat ik écht wilde zeggen en laten zien. Daar gebruikte ik, en dat ging heel organisch, dromen en fictieve gesprekken voor. Mijn boek is geschreven vanuit het gevoel van verantwoording voor mijn ouders. Door wat hen, en met hen allen die naar de vernietigingskampen werden gedeporteerd, wordt aangedaan door boeken als Oorlogsouders en promotors als Van Liempt. Hij is verantwoordelijk voor het groot worden van dat boek. Vandaar ook mijn fictieve gesprekken met hem in De man die geen hekel had aan Joden. En mijn brief aan hem – niet fictief – waarin ik hem vraag publiekelijk afstand te nemen en te erkennen dat hij fout zat. Hetgeen hij weigerde en aangaf dat zijn rol in deze slechts beknopt was…. Isabel van Boetzelaer heeft geen historisch onderzoek gedaan. Het waren familieverhalen. Dat wat haar niet van pas kwam, liet ze weg. Zie ‘de droom’ met de medewerker van Westerbork in De man die geen hekel had aan Joden. In feite doet ze het “Wir haben es nicht gewusst” dik over, met zinnen als “mijn vader ging pas mee met het ophalen van Joden en verzetsmensen toen hij wist dat de treinen uit Westerbork niet meer reden.” En gaat eraan voorbij dat hij, achter zijn bureau bij de Gestapo, zijn ondergeschikten mensen liet ophalen toen hij – wist – dat de treinen wel reden.’
Wanneer zou de nivellering begonnen zijn in Nederland, direct na WO II, gezien de koele ontvangst? Waar zou die afstandelijke houding van burgers én overheid vandaan zijn gekomen? Raadpleegt u daarvoor het werk van Evelien Gans. Na verloop van tijd proberen daders zich in een slachtofferrol te wurmen. En komen daar vaak ook nog mee weg. En gaan zelfs in hun onschuld geloven. Lees in dat kader Een kleine stad bij Auschwitz van historica Mary Fulbrook, naar aanleiding van de brieven van haar Duitse peettante die in het nabij Auschwitz gelegen Bedzin woonde, en wiens man ‘herhuisvesting’ faciliteerde, maar aldus zijn memoires beslist geen ‘echte nazi’ was. Boerenbedrog van het ergste soort. Fulbrook is niet de val van de goedpraterij getrapt van in deze kwestie een ‘familievriend’, een van de consciëntieuze nazifunctionarissen uit de middenklasse die zich na de oorlog de rol van ‘onschuldige omstanders’ aanmaten, maar die feitelijk de Holocaust mede mogelijk maakten.
Het werkelijke gevaar schuilt in het feit dat het taalgebruik en de zichtwijze van Isabel, barones Van Boetzelaar weliswaar niet hartstochtelijk wordt toegejuicht, maar wordt verzacht, vergoelijkt.
Polak: ‘Ja, omdat het niet wordt herkend. Zo bleek en blijkt tot mijn ontzetting. Al ligt het er duimendik bovenop zoals ik in mijn boek aantoon.’
Er is altijd een keuze. En die is in dit geval zonneklaar: lees De man die geen hekel had aan Joden, als fijnzinnig literair werk, als duidelijk statement. Antisemitisme mag niet weer salonfähig worden.
Guus Bauer
(Zie het complete interview van Lezen.tv hier.)
Chaja Polak – De man die geen hekel had aan joden. Atlas Contact, Amsterdam. 152 blz. € 18,99.