Recensie: De nieuwe feministische leeslijst, samengesteld door Marja Pruis
Le féminisme est un humanisme
Op 9 mei 1919 kregen Nederlandse vrouwen het recht om te stemmen. Een basisrecht. De weken na de herdenking van 100 Algemeen Vrouwenkiesrecht brachten behoorlijk wat feiten boven tafel over de nog immer aanwezige ongelijkheid tussen vrouwen en mannen.
Zo heeft een aanzienlijk percentage vrouwen in de wetenschappelijke wereld te lijden onder seksistisch ingegeven machtsmisbruik (rapport van de FNV en onderzoek van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren), is het glazen plafond niet geslecht, hebben cardiologen minder oog voor het type hartklachten waarmee vrouwen kampen (het vrouwenhart is lang tekort gedaan in het wetenschappelijke onderzoek blijkt uit het onderzoek van Angela Maas, hoogleraar cardiologie voor vrouwen) en is er geen gelijke beloning voor gelijk werk. Vrouwelijk leiderschap is niet vanzelfsprekend en er heersen onverdeeld veel vooroordelen.
En kijken we voorbij de landsgrenzen dan zien we dat lang niet iedere vrouw baas in eigen buik kan óf mag zijn. Het aloude feministische credo ‘het persoonlijke is politiek’ doet er onverminderd toe. Des te prijzenswaardiger is het dus als er essays verschijnen die je eens grondig laten nadenken over wat dat nú inhoudt, feminisme en waarom het nodig is dat we blijven strijden voor gelijke rechten. Marja Pruis, criticus en columnist voor De Groene Amsterdammer, heeft een intrigerende bundeling essays samengesteld, onder de titel De nieuwe feministische lijst.
De tien prikkelende stukken die in de zomer van 2018 in De Groene verschenen, vormen de basis van de bundel. Het uitgangspunt was de vraag welke boeken de moderne feminist gelezen zou moeten hebben. Daarbij gaat het niet alleen om de historische waarde van een tekst, maar ook over de vraag wat die tekst ons nu te zeggen zou kunnen hebben.
De nieuwe feministische lijst bevat éénentwintig essays van negentien auteurs, van wie er vier man zijn. Schrijvers van de essays zijn: Saskia Pieterse, Bregje Hofstede, Marja Pruis zelf, Basje Boer, Joost de Vries, Niña Weijers,Xandra Schutte, Margreet Fogteloo, Marijn Kruk, Mounir Samuel, Miriam Rasch, Persis Bekkering, Roos van Rijswijk, Marian Donner, Franca Treur, Clarice Garhard, Fiep van Bodegom, Roos van der Lint en Jan Postma. De bundel biedt pleidooien voor ‘oude en nieuwe helden, radicale denkers, zachte eenlingen en dromers en drammers als Sylvia Plath, Maggie Nelson, Clarice Lispector, Renate Dorrestein en Audre Lorde, ingeleid en samengesteld door Marja Pruis.’
Saskia Pieterse, universitair docent Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Utrecht mocht twee essays voor haar rekening nemen en daarmee kunnen we ons gelukkig prijzen. Haar kristalheldere bijdragen bevragen waar de etiquette eindigt en de moraal begint, en waar de moraal eindigt en het politieke begint. Het ene essay zoomt in op Carry van Bruggen, een schrijfster die geheel ten onrechte in de vergetelheid is geraakt. Pieterse toont aan waar Van Bruggens fundamentele vervreemdheid van de vrouw vandaan komt en hoe zich dat verhoudt tot contemporaine schrijfsters en diep verankerde culturele ideeën. Haar tweede essay belicht de vorig jaar overleden, onvolprezen Renate Dorrestein. Ze maakt inzichtelijk dat
voor nogal wat geëmancipeerde vrouwen de verhouding tot zowel de moeder als het moederschap in gelijke delen gevaarlijke moerasgrond en vruchtbare bodem is. Die dubbelzinnigheid komt nergens zo mooi tot uitdrukking als in het rijke oeuvre van Renate Dorrestein.
En passant roept Pieterse geheel terecht op tot het oprichten van een standbeeld voor Renate Dorrestein, bijvoorbeeld in de Noord- Hollandse duinen, waar ze een groot deel van haar leven vlakbij woonde.
Naast de voorbeeldige essays van Pieterse staan er andere pareltjes in. Niña Weijers schrijft zo aanstekelijk over Andreas Burnier dat ondergetekende meteen zin krijgt om De huilende libertijn uit 1970 zelf te gaan lezen. De bundeling biedt niet alleen een caleidoscoop aan visies op feminisme en het is ook niet enkel een aanzet tot broeden op de vraag wat dat voor jou inhoudt, feminisme.
Ook ingebakken vooroordelen worden geslecht. Franca Treur fileert vakkundig de mythe van het moederinstinct die ook heden ten dage nog geldt. Bij haar staat de Franse filosoof en socioloog Elisabeth Badinter centraal die al in 1980 in haar studie de conclusie trok dat moederliefde een vrij jong product van de beschavingsgeschiedenis is.
Minder gecharmeerd ben ik van de bijdrage van Joost de Vries. Dat zit hem met name in zijn toon, die ongetwijfeld weer ironisch bedoeld is, maar juist dat stuit me zo tegen de borst. Hij mag over de iconische, tragische Sylvia Plath schrijven. Als hij de inhoud van The Bell Jar weergeeft, schrijft hij bijvoorbeeld:
en net als je denkt dat het verhaal uit weinig meer bestaat dan de onzekerheden van een ondankbaar recalcitrant jong meisje, begin je je af te vragen of haar sarcastische toon niet ter camouflage dient van iets anders – een depressie misschien.
Een ondankbaar recalcitrant jong meisje… Wat een armoede om haar zo te beschrijven, om haar met zoveel dédain te bezien. De Vries zet hiermee hele volksstammen jonge vrouwen weg die net als Plath in hun adolescentie worstelen met gevoelens van depressiviteit. De titel van zijn essay getuigt ook van weinig fijnzinnigheid: ‘Hoe een goed meisje te zijn’.
Plath betitelt zichzelf inderdaad als ‘girl’, maar de vertaling ‘meisje’ werkt hier paternaliserend. Hier past ‘jongedame’ of ‘vrouw’ beter, want Plath worstelt met het korset van de vrouw: wel of geen kinderen, wel of geen carrière, hoe kan ze voldoen aan de verwachtingen die de maatschappij stelt aan een vrouwspersoon? Dat zijn geen pubervragen van bakvissen, maar essentiële vragen die ook voor vrouwen van nu gelden. Een sensitieve schrijfster als Sylvia Plath verdient meer dan Joost de Vries haar in zijn essay geeft.
De kracht van deze bundel zit hem in de meervoudigheid en multidimensionaliteit van de stemmen. Na het lezen vroeg ik me al peinzend af of het niet tijd wordt dat we de term feminisme vervangen. Vrouwenrechten zijn mannenrechten. Dus is het niet veeleer zo dat het humanistisch is om je in te zetten voor de gelijkheid van vrouw en man? Laten we Sartres existentiële leus L’existentialisme est un humanisme daarom ombuigen tot Le féminisme est un humanisme. Daarmee onderstrepen we niet alleen de keuzevrijheid waartoe ieder mens verplicht is, maar ook de gelijkwaardigheid. Voer voor discussie…
Miriam Piters
De nieuwe feministische leeslijst, samengesteld door Marja Pruis. 218 blz. Das Mag, Amsterdam. € 21,99.