Recensie: Gerard Groeneveld – Hitlers jongste hoop
Het kneden van de kinderziel
Iedere serieuze dictator weet dat de jeugd van doorslaggevend belang kan zijn voor het welslagen van zijn snode plannen. Wie de jeugd heeft, die heeft immers de toekomst. Jongelui zijn door de bank genomen wat ontvankelijker voor radicale denkbeelden en hebben minder oog voor eventuele kwalijke gevolgen, en kunnen daardoor makkelijk voor het karretje worden gespannen van wie kwaad wil. Vandaar dat bijvoorbeeld Mao in zijn strijd met het doorgewinterde partijkader de jeugd opriep zich achter hem te scharen, wat de Rode Gardisten fanatiek en met desastreuze gevolgen deden. Wat Mao niet uitmaakte, die had de slag binnen. In een dictatuur als de DDR was het kneden van de kinderziel voor het regime van cruciaal belang en zo belangrijk dat niemand minder dan Margot Honecker, de werkelijke macht achter de troon, daarvoor verantwoordelijk was.
Eerder al had het grote voorbeeld van de DDR, nazi-Duitsland, het belang ingezien niet alleen van de jeugd, maar ook van propaganda. Kort en goed wilde Hitler de kinderen losweken uit de invloed van gezin en kerk, en ze liefst van geboorte af aan laten opvoeden door de partij. Daartoe werden verschillende organisaties opgericht, waarvan de Hitlerjugend (HJ) de bekendste is, met de meisjesafdeling Bund Deutscher Mädel (BDM), die zich zo aantrekkelijk mogelijk presenteerden. In Duitsland verschenen tijdschriften met veel beeld, waarin verslagen van fijn uit kamperen in de natuur zonder het gezeur van vader en moeder. Naarmate de jaren verstreken en de sfeer wat grimmiger werd deed ook de oorlog zijn intrede, maar alles werd op alles gezet om zoveel mogelijk de moraal te ondersteunen en de idee dat de partij alomtegenwoordig en onverslaanbaar was erin te rammen. Het blijft daarbij altijd positief, oorlog is fijn, want heldhaftig, het probleem met de joden loste Hitler wel even op, van concentratiekampen en andere vervelende details geen spoor.
Gerard Groeneveld stelde voor uitgeverij Vantilt een likkebaardend mooi album samen met een heleboel omslagen van boeken die hij in de loop der jaren verzamelde, en die een welhaast hallucinant beeld opleveren van hoe kinderen destijds in Duitsland opgroeiden. Wat gepresenteerd werd was een gesloten wereld waarin alles en iedereen vrijwillig ondergeschikt was aan de grote leider en diens enige waarheid. Die was in deze propaganda uiteraard niet de boeman zoals wij die kennen, maar juist doordat Hitler voor ons de personificatie van het ultieme kwaad is geworden, is het ronduit verbijsterend om hier boeken voorbij te zien komen waarin zijn menselijke kant wordt benadrukt. Hitler de kindervriend die glimlachend een meisje optilt, of een bosje bloemen in ontvangst neemt of op aardbeien trakteert, terwijl je vanuit de leesfauteuil roept: kijk uit, meisje, het is Hitler, de grootste schurk ooit!
Het wordt allemaal als de gewoonste zaak van de wereld gepresenteerd – en dat was het natuurlijk ook. We kijken hier door de bril van het heden naar een parallelle wereld, louter bij de gratie van het Rode Leger, dat onder het brengen van gigantische offers in 1945 de nazi’s op de knieën kreeg, want als die niet hadden doorgepakt speelden we nu games waarin blonde, blauwogige Waffen SS’ers het perfide Albion tot een rokende puinhoop reduceerden en vertelde een bejaarde Hitler met een gezellig kopje thee erbij als podcast nog eens het spannende verhaal van hoe hij de wereld veroverde.
Gek genoeg kwamen de illustraties in dit boek me op een heel andere en toch verwante manier bekend voor. In het Nederlandse zuilenstelsel was het streven ook om kinderen vanaf dag één op te nemen in een gesloten gemeenschap, en ook daarbij speelde propaganda een rol. Niet zo gewiekst als de nazi’s, en met een wat ander doel, maar in wezen niet echt verschillend: de kinderziel moest dienstbaar worden gemaakt aan een hogere macht, waarvoor het essentieel was dat zelfstandig, kritisch denken onmogelijk werd gemaakt en de werkelijkheid teruggebracht tot de zwartwittinten waarmee het kinderbrein overweg kan, zodat het kind de juiste richting in kan worden gemanipuleerd. Achter Peerke en zijn kameraden zit meer dan je zou denken.
Groeneveld besteedt ook aandacht aan Nederlandse pogingen om de jeugd in nationaalsocialistische richting te doen bewegen. Die komen doordat we veel dichter bij huis zijn nogal potsierlijk over. Duitsers zijn een romantisch en emotioneel volk dat zich voortdurend het gemoed op hol laat brengen, wij zijn door de bank genomen wat nuchterder. De vaderlandse nazi’s begrepen daar weinig van, hun pogingen om de Duitse hysterie in het Nederlands vertalen leverden vooral potsierlijke missers op. Als het allemaal niet zo erg was zou je er om kunnen lachen.
Alles bij elkaar geeft Groeneveld een mooi overzicht van een nog weinig belicht onderdeel van de recente geschiedenis, altijd leuk als er een originele invalshoek wordt gekozen voor een onderwerp waarvan je alles dacht af te weten. Het enige minpuntje is dat de tekst een nogal catalogiserend karakter heeft, met veel beschrijvingen van wat op het plaatje is te zien, en dat soms dan nog een keer in het bijschrift, en daardoor ook hier en daar wat opsommerig wordt. Het mag de pret niet drukken, voorlopig is dit het onbetwiste standaardwerk over dit onderwerp.
Enno de Witt
Gerard Groeneveld – Hitlers jongste hoop; Nazipropaganda voor de jeugd. Vantilt, Nijmegen. 318 blz. €29,95.