Recensie: Koos van Zomeren – Hooiberg
Behendig in het verwisselen van het correctielint
‘Louter onvergetelijke bijzaken’ is de ondertitel van het nieuwste boek van Koos van Zomeren. Een predicaat dat je op een groot deel van zijn oeuvre zou kunnen plakken, want veel van zijn columns en bundelingen barsten van de terloopse observaties, die ook nog eens precies geformuleerd worden. In Hooiberg, de naam van een mens waarachter Koos van Zomeren zich verschuilt, sluit vooral het tweede gedeelte van het boek aan op de observaties en herinneringen die de schrijver al eerder publiceerde, terwijl het eerste gedeelte meer korte stukken bevat die lijken op afgeronde zkv’s. Daarnaast wisselt Van Zomeren de prozastukken af met gedichten.
Het prachtige verhaal ‘Het pontje’ telt twee bladzijden. Het gaat over een vriendin die sterft aan maagkanker.
Erg aanhalig was ze toch al nooit, maar nu kwam er zoveel afweer in haar lijf, dat het net zo goed met koeienletters op de muur had kunnen staan: hier wordt niet geknuffeld. Op den duur waren er ook alleen nog maar botten om te omhelzen. Dan zou jij dat voelen. Dan zou zij dat voelen.
Er wordt weleens beweerd dat goede literatuur emoties oproept in plaats van ze te benoemen. Hier gebeurt dat.
De vergankelijkheid speelt in de laatste boeken van Van Zomeren een steeds grotere rol en dat is in Hooiberg niet anders. Dat levert niet altijd zware literatuur op. Er schuilt een melancholische ironie in de constatering dat je, als je dood bent, niets meer hebt aan je behendigheid in het verwisselen van het correctielint van je schrijfmachine. Laat staan dat anderen weten dat een Brother AX-410 een schrijfmachine is (of wat een schrijfmachine überhaupt is). Het andere terugkerende thema is de natuur en ook in Hooiberg worden er met de nieuwe jonge hond wandelingen gemaakt om toch maar weer die hazelworm tegen te komen of terloops een vliegenorchis.
Soms is Van Zomeren snoeihard sarcastisch. Als een jonge, succesvolle collega in een talkshow beweert dat de mens meester is van zijn eigen lot, dan schrijft hij: ‘dat hadden de Joden in Auschwitz moeten weten, dan hadden ze er nog wat van kunnen maken, van dat leven van hen.’ In één zin wordt die ijdele schrijver die denkt dat zijn succes ‘het vanzelfsprekende loon voor zijn ijver en zijn geloof in zichzelf’ is op zijn plaats gezet. De naam van de schrijver staat er niet bij, zodat het geen aanval op de persoon is geworden, maar op het type mens dat zo denkt.
Het is niet goed om Hooiberg in één ruk uit te lezen. Bij een dagelijkse portie van tien bladzijden blijf je constateren dat de kwaliteit uitzonderlijk hoog is. Van Zomeren heeft een ontzagwekkend oeuvre op zijn naam staan. Wordt het niet eens tijd om deze schrijver een literaire oeuvreprijs toe te kennen of blijven we net zo lang wachten tot de eerbewijzen postuum komen?
Coen Peppelenbos
Koos van Zomeren – Hooiberg. De Arbeiderspers, Amsterdam. 216 blz. € 23,99.
Deze recensie stond eerder in een iets kortere versie in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 3 mei 2019.