Column: Coen Peppelenbos – Een dag zonder boeken
Een dag zonder boeken
Mijn chef bij de krant had gemaild dat de recensie die ik in de nacht van maandag op dinsdag geschreven had pas de volgende week ‘meegenomen’ werd. Dat betekende automatisch dat de deadline voor het volgende stuk een week verschoof en dat er opeens een zee van tijd was. Er waren nog duizenden dingen te doen, maar zonder keiharde deadline zijn duizenden dingen altijd een week uit te stellen. Het was de middag van Hemelvaartsdag en ik ging wandelen. Vroeger was het Hemelvaartsdag en ging je dauwtrappen voor de zon opkwam, maar dat was een streekgebonden gebruik leerde ik toen ik in Groningen kwam wonen.
Ik loop in het Stadspark en het hoofd is wat vol met de vriendinnen die waren gestorven de afgelopen anderhalf jaar. Als de deadlines verdwijnen, hebben de herinneringen vrij toegang. Die moet je soms toelaten omdat anders je hoofd ontploft en soms moet je die ook weer blokkeren omdat anders je hoofd ontploft. Ik loop de drafbaan op en weet dat ik hier eerder ben geweest, ook halverwege de middag, maar toen niet alleen. Bij de ingang staat niemand, de meeste wedstrijden zijn al geweest. Ik ben net op tijd voor een race, al had ik geen idee waar ik naar zit te kijken. (Nu ik het opzoek, blijkt het de Prix de Bilibili te zijn geweest, met paarden die de merkwaardige namen ‘Cashflow’ en ‘Bronco Boko’ dragen en jockeys met de naam Kleijweg en Vethaak.) Ik kijk naar de mensen. Er komt een speciaal soort mensen op paardenraces af, niet het publiek dat je ziet op literaire avonden. Als de paarden richting de finish draven, is er even een spanning voelbaar – er is immers gegokt en Cashflow kan hier zijn naam waarmaken -, maar die spanning ebt direct weg als de uitslag bekend is. Mensen lachen hun schaamte over hun foute gok weg.
Ik loop door. Het Stadspark is groot en bij elke bocht en struik licht je geheugen wel op. Ik kom helemaal aan de andere kant van het park bij de atletiekbaan. Ook hier ben ik eerder geweest. Als kind zelfs, samen met mijn vader die toen de markering van de baan moest doen. Mijn vader was heel precies in zijn werk en dat hebben ze nodig bij atletiekbanen waar elke millimeter meetelt. Ik heb niet veel onthouden van die dag, behalve die plek. Nu zit ik er weer. Opnieuw zit er niemand bij de kassa. Op Hemelvaartsdag mag je overal voor niets naar binnen. De sfeer langs de baan is uiterst ontspannen. Op de baan lopen jonge atleten die meedoen aan de studentkampioenschappen. Aan de rand van de baan liggen twee jongens languit in de zon. Ik kan nog twee wedstrijden zien, de omgekeerde Zweedse estafette, eerst de dames dan de mannen, al zijn er bij de mannenploegen ook vrouwen nodig. Ook hier allemaal mensen die je normaal niet bij een literaire middag ziet. Jonge mensen vooral. Ze juichen voor de eigen ploeg, maar er is een weldadig gebrek aan fanatisme. Ik wil er wel bij horen en liggen in het gras. Ooit heb ik daar in het gras gelegen, terwijl mijn vader de lijnen op de baan trok. Nu zie ik bij de estafetteploegen de ‘Douchedames’ strijdend ten onder gaan en ook ‘Astrix en de sexy beesten’ scoort bij de mannen niet hoog. Inmiddels verschijnen er al keurige jongens in pak op de tribune, fris uit de douche, al hebben de pakken hun beste tijd wel gehad. De geur van douchegel en goedkope aftershave gaan een eigen wedstrijd aan.
Mijn stappenteller wijst uit dat ik die dag 8.187 stappen heb gezet.
Coen Peppelenbos