Er is iets geks aan de hand sinds vorige week bekend geworden is dat de grootouders van Dorleijn model hebben gestaan voor de familie Dorling in het verhaal ‘Het adres’ van Marga Minco. (Zie het bericht hier.) Dat Dorleijn (die de achtergronden van het verhaal niet kende) bestuursvoorzitter is van de stichting P.C. Hooft-prijs en in die functie de winnares zou moeten bellen zou je als een ironische, ietwat wrange speling van het lot kunnen zien.

In de heruitgave van ‘Het adres’ plaatst Jessica Voeten, dochter van Marga Minco en Bert Voeten, het verhaal in een historisch kader. Gillis Dorleijn schrijft een korte reactie in het boek, waarin hij zegt te onderzoeken of er nog spullen van de familie Minco bij zijn familie rondzwerven. Die belofte bleek hij ook al eerder te hebben gedaan, schrijft Jessica Voeten in haar stuk waarin de naam van Dorleijn niet één keer wordt genoemd: ‘Met de kerstdagen in het vooruitzicht beloofde hij in de familie naspeuring te doen. Vooral naar het schilderij.’ Marga Minco zou vooral het schilderij dat gemaakt is door haar zus weer in haar bezit willen hebben.

Afgelopen zondag was Voeten te gast in het radioprogramma O.V.T. Dat gesprek eindigt een beetje vreemd. De presentatrice vraagt hoe het staat met de teruggave van de spullen.

Voeten: Dat heeft natuurlijk geen zin meer. Ik bedoel: mijn moeder heeft niet voor niets gezegd dat die voorwerpen geen betekenis meer hebben, maar hoe kun je na zoveel jaar weten wat het is? Ze zeggen dat ze het nooit geweten hebben, dus kunnen ook niet weten welke voorwerpen wel, ja… die hebben natuurlijk geen betekenis meer. Behalve één ding, het schilderij dat de zuster van mijn moeder – die was schilderes – gemaakt heeft en dat zou natuurlijk hartstikke fijn zijn als dat terugkwam, maar ja… na al die jaren, joh.
Presentator: Ik begrijp het niet helemaal. Je zegt: er is een schilderij, dat heeft betekenis, dat is door de zuster van je moeder gemaakt…
Voeten: Ze kunnen het niet vinden.
Presentator: Ze kunnen het niet vinden. Maar een half jaar zijn we verder, ik zou denken: meneer Gillis Dorleijn is met een autootje en een schilderij voor komen rijden, maar dat is niet het geval dus.
Voeten: Nou ja, het is misschien ook niet zo eenvoudig.
[lange stilte]
Presentatrice: Nou, misschien een oproep om toch maar eens goed te gaan kijken [lachje] en eh bedankt Jessica.

De onderliggende boodschap: die Dorleijn houdt spulletjes achter.

Vandaag schrijft Joyce Roodnat in haar column in NRC Handelsblad ook over de zaak. Daarin staan verdachtmakingen die iemand nooit kan weerleggen.

Ik vroeg me meteen af of kleinzoon Dorleijn werkelijk niks doorhad toen hij Het adres las. Hij is tenslotte hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde.

Dat is een vraag waarin een smerige suggestie in zit, namelijk: Dorleijn herkende zijn grootouders in het verhaal, maar heeft dat altijd voor zich gehouden.

Iets verderop staat:

En waarmee, als ik even mag, het geweldige oorlogswoord bewariër terug is. Gillis Dorleijn zei tegen Voeten dat hij het niet kende. Ik praat hem even bij. Bewariër combineert ariër, de nazi-term voor ‘raszuivere’ mensen, met ‘bewaren’ in de zin van inpikken. Het staat in het Woordenboek der Nederlandsche Taal en ook in Van Dale.

Ook hier zit weer een valse suggestie en iets raars. Roodnat hoeft het woord ‘bewariër’ niet meer uit te leggen, want dat had Voeten al gedaan tegenover Dorleijn. Ze heeft dat ook opgeschreven in het boekje rond ‘Het adres’ waaruit Roodnat citeert. Voeten gaat er niet vanuit dat iedereen dat woord maar zou moeten kennen.

Zo wijdverbreid als het verschijnsel is geweest, zo obscuur is de term ‘bewariër’, een samentrekking van ‘bewaren’ en ‘Ariër’. Voor degenen die alles verloren omschrijft het veeleer het gemis van de rechtmatige eigendommen dan dat het de onrechtmatige bezitter ervan aanduidt. […]
Bewariër staat niet in het woordenboek, maar heeft inmiddels wel een beperkt lemma op Wikipedia. In de literatuur over ‘Het adres’ komt de term veelvuldig voor, hoewel
mijn moeder het in het verhaal zelf noch in haar andere werk gebruikt. Met reden.

De suggestie van Roodnat is dat een hoogleraar letterkunde het woord zou moeten kennen, het staat immers in twee woordenboeken en zoals iedereen weet kennen hoogleraren letterkunde woordenboeken uit hun hoofd. Als lezer moet je blijkbaar denken: die Dorleijn deugt niet als hij zo’n woord niet kent.

Na deze verdachtmakingen en suggesties plaatst Roodnat een stoot onder de gordel door ook de korte reactie van Dorleijn in het boekje rond ‘Het adres’ te besmeuren.

Geen woord van rouw over wat Minco en haar gezin hun leven lang heeft achtervolgd, hij heeft het over zichzelf. Hij en zijn familie zijn „beschaamd” en pijnlijk getroffen. En hij móet even noteren dat de „onverkwikkelijke geschiedenis” dateert van „vóór ieder van ons geboren was”. Daarmee staat het wijze ‘Hij kan er niks aan doen’ van de schrijfster nu tegenover het onbenullige ‘Ik was nog niet geboren’ van de kleinzoon.
[…]
Wij hebben hier niets mee maken, impliceert de ‘echte’ kleinzoon van het personage. Opnieuw.

Godbewaarme.

En daarmee plaatst Roodnat de kleinzoon in directe lijn met zijn grootouders. Hij is net zo. Dat is niet eens een valse suggestie, dat is een schofterige suggestie.

Ik citeer de volledige reactie van Dorleijn uit het boekje:

Bij de voordracht voor de P.C. Hooft-prijs 2019 werd ik geconfronteerd met het voor mij schokkende bericht dat de personages uit het klassieke, schrijnende verhaal ‘Het adres’ van Marga Minco mijn grootouders betroffen. De historische achtergronden, door Jessica Voeten uit de doeken gedaan in ‘De prijs van het adres’, kunnen mij en de andere kleinkinderen alleen maar beschaamd maken. Zij en ik zijn er bijzonder door ontsteld en zullen er alles aan doen na te gaan wat er nog aan eigendommen aanwezig is. We beseffen dat we daarmee niets goed kunnen maken. We kenden allen het verhaal, maar niet de specifieke, onverkwikkelijke geschiedenis, die plaatsvond vóór ieder van ons geboren was, maar die na driekwart eeuw ons pijnlijk heeft geraakt en ons in feite sprakeloos maakt.

Ik zie in deze reactie niet iemand die wegloopt van de geschiedenis, maar juist iemand die de implicaties van deze geschiedenis – ondanks dat alles plaatsvond voor de geboorte van een van de kleinkinderen – toch onderkent en erkent. Ik ken Dorleijn een beetje vanuit de literaire zijlijn en ken hem alleen maar als een aimabele, oprechte en uiterst betrouwbare wetenschapper. Je zou, of je nu een presentator van een radioprogramma bent of een gewaardeerd columnist van de krant, hem ook kunnen geloven op zijn woord.

Coen Peppelenbos