Recensie: Arie Storm – Het horrortheater van de Nederlandse literatuur
Je eigen glazen ingooien
Tot vorig jaar was Arie Storm criticus bij de lokale, Amsterdamse krant Het Parool. Hij volgde voornamelijk de Nederlandse literatuur waarbij wel heel erg duidelijk bleek welke auteurs zijn voorkeur hadden en vooral wie niet. Dat zijn oordeel vaak negatief uitviel, zorgde ervoor dat hij op een zijspoor werd gezet en slechts nog één keer per maand een wat langer stuk over buitenlandse literatuur mag schrijven. In het Amsterdamse studentenblad Propria Cures kan hij sindsdien zijn ongezouten mening geven. De auteur ervoer het als een bevrijding. De meeste stukken zijn nu gebundeld in Het horrortheater van de Nederlandse literatuur.
Mensen die van de boeken van Tommy Wieringa en Ilja Leonard Pfeijffer houden, kunnen het boek beter overslaan, want deze schrijvers krijgen keer op keer een sneer van Storm. Zo noemt hij Wieringa een ‘kitschschrijver’, maakt hij diens rede bij de begrafenis van Menno Wigman belachelijk, maar gaat hij op een paar beginzinnen uit De heilige Rita na nauwelijks in op het werk.
Daarnaast overschreeuwt Storm zich vrij snel in aanvallen op anderen, zoals de CPNB:
De Boekenweek is het feest van de boekennazi’s, de mensen met een zwak moreel kompas, de pr-fundamentalisten, de strijd tegen de elite, het vieren van de wansmaak en het oplichten van de consument.
Het is geen wonder dat boekverkopers, ‘ontzettende underachievers’, dit boek niet groot inkochten.
Luister nooit naar je plaatselijke boekhandelaar, lees die domme kaartjes met aanbevelingen niet die ze op boeken leggen, negeer hun top tienen, kom liever helemaal niet in een boekhandel zolang daar nog levend personeel rondloopt.
In het verleden zijn er wel vaker schrijvers geweest die persoonlijke aanvallen plaatsten, zoals Hermans, Brouwers en Wiener, maar dankzij hun ironische of sarcastische stijl klonken hun scheldpartijen niet zo verbeten.
Door al die ketelmuziek blijft onderbelicht dat Storm uitblinkt in het uitleggen waarom hij een schrijver wel goed vindt. Dat doet hij bijvoorbeeld bij het werk van Frans Kellendonk en bij Maarten ’t Hart, de schrijver door wie hij de literatuur is ingezogen. Storm koppelt zijn leeservaring aan zijn jeugd in de Haagse Schilderswijk, ook toen al een volksbuurt waar mensen op neer keken. Hij heeft daar vaker over geschreven en daar ligt zijn kracht, want die passages behoren tot de beste van het boek. Het heeft wel iets treurigs om te zien hoe een schrijver zijn eigen glazen ingooit als hij de zoveelste schrijver aanvalt met wat flauwe opmerkingen (‘Al die jonge mensen die vroeger Giphart lazen, lezen geen boeken meer.’), omdat hij denkt dat een literaire aanval hem in een polemische traditie zet (‘Zó moet het, zoals Hermans schrijft in Mandarijnen op zwavelzuur.’) terwijl hij excelleert in bewondering.
Coen Peppelenbos
Arie Storm – Het horrortheater van de Nederlandse literatuur. Prometheus, Amsterdam. 192 blz. € 19,99.
Deze recensie verscheen eerder in een iets kortere versie in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 14 juni 2019.