Recensie: Janine Jongsma – Gewoon logisch
Een lichaam vol van poëzie
Grotere filosofen dan Johan Cruyff vinden niet zo gauw iets logisch. Van een poëziebundel met de belangwekkende titel Gewoon logisch verwacht ik daarom dat hij óf zelfs de grootste denkers ontstijgt, óf dat hij met moeite het diepzinnige niveau van het orakel uit Betondorp benadert. Gelukkig maakt de auteur geen van beide verwachtingen waar. Janine Jongsma’s dichtbundel is noch hoogdravend, noch ‘cryptisch light’.
De gedichten ademen een sfeer van surreëel realisme. De personages zijn er dan ook naar: een moeder met een eigenaardige verhouding tot Elisabeth Taylor, een vader die je onder het eten niet aan mag raken omdat hij bang is voor een hartaanval, de pan vette soep in het aanrechtkastje ‘achter de Vim’, de hele familie die zich verstopt als de bel gaat. Het zijn kleine realistische beelden die ondanks hun absurde details allemaal ‘gewoon logisch’ overkomen. Adams Family meets Frits van Egters.
ZONES
Ons huis is verdeeld in zones
wij kennen de plattegrond uit ons hoofd
Als onzichtbare draden lopen er laserstralen
waar je als survivor rekening mee moet houdenDe gevarenzone is het hol van de slang
die kun je met gemak ontwijken
Het probleem ontstaat wanneer de slang
zich door ons huis beweegtDan klopt onze plattegrond niet meer
zij kan zich namelijk overal manifesteren
Je ziet ons dan over laserstralen springen
of ons in keukenkastjes verstoppenEn altijd wanneer je net denkt
dat je in de veiligheidszone bent beland
Dan grijpt de slang je bij je strot
de hele buurt komt op het alarm af
Hier doen gedichten precies wat we van gedichten mogen verwachten: ze knagen aan onze fundamenten, wijzen ons op de illusie van zekerheden en vaste waarden. Elk vertrouwd patroon spiegelt zich aan een grillig en hoogst onbetrouwbaar tegenperspectief. Omdat het hier over een plattegrond gaat, moest ik onwillekeurig even denken aan het hilarische essay van Jaap van Heerden waarin hij ‘De plattegrond van Bommelstein’ analyseert. Ook de tekeningen van Marten Toonder blijken geenszins consistent, zo ontdekte de schrijver. De ene keer staat de tafel dwars, een paar plaatjes verderop staat hij in de lengte van de kamer. Soms bevindt de haard zich tussen twee ramen, dan weer naast de deur. Psycholoog Van Heerden beschrijft vervolgens de trauma’s die de bewoners van Bommelstein oplopen door deze voortdurende veranderingen van hun plattegrond. Hetzelfde gevoel van angst, twijfel en geestelijke pijn roept het gedicht ‘Zones’ in slechts zestien regels op. En dat is knap.
Waar de gedichten in ‘Gewoon logisch’, de eerste afdeling van de gelijknamige bundel, nog vooral in de verhalende laag de vaste grond onder onze voeten vandaan halen, gebeurt dat verderop in de bundel ook in de talige dimensie:
ONGEZOCHTE VONDST
Jij, die weet dat ik geen onbeschreven blad ben
maar getekend door woorden
mij kunt lezen nu ik naakt voor je lig
en ik mijn ziel in je lichaam schrijfJij, die behoedzaam de blaadjes van mijn hart
omdraait als ik er hardop uit voorlees
ezelsoren vouwt in kwetsbaarheid
zodat ik weet waar ik gebleven benJij, die weet hoe je onderhuids kruipt
onder mijn vel beweegt
mij van mijn zinnen berooft
ze teder uit hun verband haalt en omwikkelt met liefde
Kon je bij de eerste gedichten met een beetje volharding nog om de metaforiek heen lezen, bij een gedicht als ‘Ongezochte vondst’ lukt dat in ieder geval niet meer. Hier is het lichaam vol van poëzie. Lichaam en geest, emotie, taal en poëzie draaien om elkaar heen in een menuet van woorden. Iedere aanraking is poëzie, met de jij-figuur als een lezer van zowel het gedicht als het lichaam. Natuurlijk is die ‘jij’ allereerst tot een geliefde gericht, maar juist ook het bladeren en het lezen openen de mogelijkheid om de ‘jij’ ook op de lezer te betrekken, op mij hier thuis met deze bundel vóór me op mijn bureau.
Die metaforische eenheid van de geliefde en de poëzie is soms nog subtieler verwoord, zoals in het gedicht ‘De andere vrouw’, dat begint met de pijnlijke maar realistische overweging:
Hoe gelukkig had zij jou kunnen maken?
Hoe zouden de kinderen het gedaan hebben
onder haar bewind?Zou zij zich staande hebben kunnen houden?
Kan iemand sterker zijn dan ik?
Zo zwijgend van jou houden als ik?Misschien had ze jou kunnen inpalmen
Maar ze moet met haar klauwen
van de kinderen afblijvenDe kinderen zouden verwende etters zijn geworden
die onophoudelijk hadden geschreeuwd
dat ze haar een kreng vindenEn jij zou dan hebben teruggeschreeuwd
dat je ook liever een andere vrouw had gewild
En zij zou dan hysterisch zijn gaan krijsenZo’n type lijkt het me wel
Dat het gedicht toewerkt naar een climax waarbij die ander vanzelfsprekend een puinhoop maakt van zowel de relatie als de kinderen, mag geen verrassing heten. Dat is niet iets opzienbarends. Maar voor wie een poëticale lezing van het gedicht toelaat, opent zich nog een andere monoloog: die van de dichter tot ‘de’ poëzie. Wat voor gedichten zou dezelfde poëzie bij een andere dichter opgeleverd hebben, is dan de prangende vraag. Ongetwijfeld schreeuwerige ‘verwende etters’, niemand had immers liefdevoller kunnen dichten dan de ik-figuur. Daardoor rest de poëzie zelf, en tenslotte ook de andere dichter niets anders dan wat hysterisch gekrijs. Waarna de eenregelige slotstrofe de ander resoluut en onverbiddelijk vonnist.
Het zijn zulke gedichten, die de lezer ruimhartig de ruimte gunnen om zijn eigen weg door de tekst te zoeken, die Gewoon logisch tot een bundel maken die zeker de moeite waard is. Ik weet niet precies waar mijn voorkeur ligt: bij de meer anekdotische gedichten, of juist bij de metaforisch-poëticale. Beide hebben hun charme en hun kwaliteit en samen houden ze de bundel mooi ik balans. En da’s logisch.
Jan de Jong
Janine Jongsma – Gewoon logisch. Voetnoot, Amsterdam. 76 blz. € 17,00.