Recensie: Joseph Roth – Charleston op de vulkaan. Reportages uit Albanië en Italië
Romancier en reporter in één
Een onbezorgde tijd was het interbellum niet bepaald, maar een mens had toen nog wel een goede reden om kranten te lezen. George Orwell was reporter, Curzio Malaparte werkte als oorlogsverslaggever voor de Corriere della sera en Joseph Roth (1894-1939) stelde zijn pen ten dienste van de Frankfurter Zeitung. Sommige van de beste auteurs van die tijd bedreven dus journalistiek, en ze schreven geen korte niemendalletjes, maar lange reportages van topkwaliteit. Die traditie lijkt helaas amper nog te bestaan: kranten grossieren in korte, hapklare stukjes of – nog veel erger – gruwelijke lifestylebijlagen over designmeubelen, staanlampen, kookeilanden of barista- en kombucha-flauwekul.
De romans van Joseph Roth zijn uiteraard al langer beschikbaar in het Nederlands, maar uitgeverij Bas Lubberhuizen brengt sinds enkele jaren ook vertalingen van zijn journalistieke stukken uit. Dat mag in het geval van Roth gerust blijven duren tot de laatste papiersnipper waar hij ooit iets op heeft geschreven, is vertaald. Eerder verschenen al bundels over Frankrijk (In het land van de eeuwige zomer) en de Sovjet-Unie (Spoken in Moskou). In het recentste deel, Charleston op de vulkaan, zijn een aantal reportages verzameld die hij in 1927 en 1928 schreef tijdens een reis door de Balkan en Italië.
Zoals Piet de Moor terecht opmerkt in zijn voorwoord, was Roth op zoek naar ‘maatschappelijke concepten die een alternatief kunnen bieden voor de reactionaire bewegingen en totalitaire onrechtsstaten die zich sinds het einde van de Grote Oorlog in Europa hebben gevestigd of er in opmars zijn’. Je vraagt je als lezer af hoe Roth tegen de huidige golf van populistisch nieuw rechts zou aankijken, al wordt er soms wat snel geroepen dat ‘de jaren dertig terug zijn’: het fascisme van toen blijkt toch een graadje erger, en vooral nog veel gewelddadiger te zijn geweest als je deze reportages leest.
Het lucide karakter van Roths reportages wekt wel enige verbazing als je weet hoe onwaarschijnlijk veel drank hij verzette – volgens het voorwoord had hij na een hele nacht schrijven een gigantische kruik raki soldaat gemaakt. Toch doorzag hij moeiteloos de in de failed state Albanië gangbare ‘gastvrijheid’ of de stompzinnige ijdelheid van het Italiaanse fascisme. Geen wonder dat de Frankfurter Zeitung Roths reportages censureerde om de correspondenten van de krant in de nieuwe rechtse dictaturen te beschermen, overigens tot grote woede van de auteur zelf.
Met zijn aandachtige observaties en kernachtige beschouwingen gaf Roth bijvoorbeeld ook al aan dat het toenmalige ‘Zuid-Slavië’ al lang een waar kruitvat was, waardoor meteen ook duidelijk wordt dat de kiemen van de latere oorlog in ex-Joegoslavië eeuwen geleden al werden gezaaid. De schijnmanoeuvres en leugens waarmee Mussolini zijn veroveringszucht maskeerde, maakten helemaal geen indruk op Roth:
Wie Mussolini en de fascistische droom om het oude Romeinse Rijk in ere te herstellen kent, weet dat de schijnbaar puur economische bezetting van Albanië het begin is van een militaire verovering van de Balkan. Zijn de wegen die Italië van plan is in Albanië aan te leggen, geen zuiver strategische heerbanen die allemaal tegen Zuid-Slavië gericht zijn?
Roth overleed in 1939 in Parijs en zou dus de ergste gruwel niet meer meemaken. Gelet op zijn Joodse achtergrond, heeft hij dus misschien al bij al nog geluk gehad. Toch is er nog plaats voor schoonheid in deze stukken. Roth liet de romanschrijver die hij ook was regelmatig aan het woord in zijn reportages, zoals blijkt uit dit fragment over zijn aankomst per schip in Albanië:
Waar het vasteland begint, staat een klein houten huisje met een idyllische schoorsteen, waaruit kaarsrecht rook omhoogstijgt. Het is zeven uur ’s ochtends, beboste groene en kale staalblauwe bergen omlijsten de horizon, leeuweriken zwermen verborgen in de blauwe schittering van de lucht, in het huisje ligt een gastenboek zoals in sommige musea, bij dat boek zit een man in een zwart uniform een sigaret te rollen, hij is de Albanese grenspolitie.
Roths onderkoelde humor en oog voor het groteske geeft geven zijn stukken veel jeu. Onvergetelijk is de beschrijving van een ‘politieagent met sneeuwwitte katoenen handschoenen’ die het verkeer staat te regelen in een lege straat of de muziekkapel van het voortdurend exercerende Albanese leger die tot wanhoop van de hoofdstedelingen onmenselijk vroeg begint te repeteren. Roth blijft zich verwonderen en is bijvoorbeeld in staat om een sfeervolle, beeldende beschrijving van het op het eerste gezicht doodgewone straatleven van Sarajevo over te laten vloeien in een tot nadenken stemmende slotpassage:
Er wonen goede en aardige mensen, mooie vrouwen, heerlijk onschuldige kinderen, dieren die een goed leven hebben, vlinders op de stenen van de Turkse begraafplaats. En toch is hier de oorlog begonnen, de wereld is vernietigd en Sarajevo is er nog. Het zou geen stad mogen zijn, het zou een monument moeten zijn, een gruwelijk aandenken voor iedereen.
De sfeer wordt nog beklemmender als Roth afreist naar het Italië van Mussolini, en toch blijft Roth vaak speels, zoals wanneer hij zich vrolijk maakt over het infantiele karakter van de Italiaanse fascisten, vaak piepjonge kerels die soldaatje lijken te spelen:
Infantiel is de glans van de leren beenkappen, het kokette pistool, de kleurige sjerp, de veel te hoge kepie, de veel te lange sabel. Infantiel is de groet met de opgeheven arm, die half voor een oorvijg, half bij wijze van zege uithaalt. Infantiel is de opdringerige nieuwsgierigheid van de spionnen, die van mij niets meer te weten zullen komen omdat ze zich voor mij verraden. Infantiel zijn de dwaze tekeningen van Mussolini, poserend als Caesar, boven waterfonteinen, naast aanplakbiljetten, op wanden van urinoirs.
Dat die kerels daarom niet minder gevaarlijk zijn, blijkt als Roth op ijzingwekkende wijze opsomt hoe vrijwel alle burgerlijke vrijheden sterk aan banden zijn gelegd.
Tot slot vermelden we nog een aangename verrassing bij deze uitgave: de illustraties van Koenraad Tinel. Deze Belgische kunstenaar was vorig jaar nog aan het werk te zien met een ijzersterke voorstelling waarvoor hij onder begeleiding van muzikant Oleg Lysenko live tekeningen maakte bij Isaak Babels verhalen uit De rode ruiterij. Jammer genoeg is daar geen door hem geïllustreerde uitgave van gekomen, maar de illustraties die hij bij de recentste reportagebundel van Roth voor zijn rekening nam, maken veel goed. Meer van dat!
Daan Pieters
Joseph Roth – Charleston op de vulkaan. Reportages uit Albanië en Italië. Uit het Duits vertaald en van een nawoord voorzien door Els Snick. Met voorwoord van Piet de Moor en illustraties van Koenraad Tinel. Bas Lubberhuizen, Amsterdam. 144 blz. € 18,99.