Strips: Strapazin
Strapazin is voor het avontuur, de schoonheid en het nieuwe
Dat Duitsland de laatste vijftien jaar een enorme inhaalslag heeft gemaakt op het gebied van strips, is evident. Met een vaart alsof ze pas sinds de eeuwwisseling weten dat er überhaupt strips bestaan, geven ze niet alleen in hoog tempo alle klassieke Franco-Belgische series uit, maar ook oude en nieuwe comics uit de Verenigde Staten en een flinke berg manga, allemaal keurig in het Duits. Het is zo overdadig dat er op online fora zelfs flink geklaagd wordt: het is niet meer bij te houden.
Uit de tijd dat het nog krap en mager was, stamt het Duits-Zwitserse tijdschrift Strapazin. Het kwartaalblad komt sinds 1984 uit, deze maand verscheen nummer 135. Ieder nummer is opgehangen aan een thema. Gelukkig wordt er niet al te strikt mee omgesprongen en zijn de onderwerpen bovendien tamelijk breed. Het thema van nummer 135 is Wahre Geschichten (echtgebeurde verhalen). Zeven internationale tekenaars, in dit geval uit Argentinië, Italië, de VS, Duitsland, Zwitserland en Engeland, zetten de lezer autobiografische strips en geïllustreerde verhalen voor. Het zijn deze keer auteurs die wat te vertellen hebben, dit in tegenstelling tot het vorige nummer (thema Flanieren, wandelen) waarin vooral werd vertoond.
De diversiteit van de makers én het werk is de kracht van Strapazin. Het blad, dat ten onrechte een naam heeft al te kunstzinnig en avant-gardistisch te zijn, vist duidelijk niet in de klassieke stripvijver. Dat maakt het blad avontuurlijk en zorgt voor een open blik bij de lezer. Niet alles is goed, maar in ieder geval bijzonder: de bijdragen van nummer 133, rond het thema Katastrophen in den Bergen (bergrampen), waren ronduit absurd. Strapazin beschikt over een immens netwerk: de bijdragen komen van over de hele wereld, tot uit China aan toe.
Er is een reden dat de nummers van Strapazin onderling zo verschillend zijn: er is geen vaste redactie. Er worden steeds nieuwe teams samengesteld uit een groep van zo’n vijftien vaste krachten, die voor zich bepalen hoe het blad eruit gaat zien. De tekenaars krijgen bovendien de vrije hand; zij worden benaderd met een verzoek en leveren later. Dat lef straalt van de pagina’s. Het verrassingsaspect is een beloning voor de lezer. Daarmee is het een voorbeeld voor Nederlandse striptijdschriften, die eigenlijk vooral voorpubliceren en nog zelden laten zien dat ze de vinger aan de pols hebben.
Naast de strips, die vaak flink van omvang zijn, is er ook plaats ingeruimd voor recensies. Ook weer bijzonder: de omslagen van de besproken boeken worden door een striptekenaar nagetekend. Het geeft het geheel een DIY punk-uitstraling die past bij het blad, dat oorspronkelijk uit die scene afkomstig is. Af en toe is er een essay over het thema-onderwerp, ook weer geïllustreerd.
In Strapazin 135 is het verhaal van de Argentijnse Maria Luque een treffer: zij verhaalt over haar tijd in Zwitserland en de kennismaking met de daar geldende regels voor rust en stilte. Het toilet doortrekken na elf uur ’s avonds? Nee, dat doe je niet. Even de buren inlichten als je je fruitshake in de blender doet, wordt op prijs gesteld. En als een vriend op een verjaardag het lang zal ze leven aanheft, bellen de buren de politie. Moet je maar niet zo gek doen.
Van een geheel andere orde zijn de uit spaarzame lijnen opgetrokken strip van Anja Wicki over nota bene Mutterschafsversicherung, de verstilde panorama’s van Doreen Fletcher (waarvan er eentje het omslag siert) en een verhalende strip van Ivano Talamo over gentrificatie: het hipsterproof maken van oude bunkers in de buurt van Zürich. Hoogtepunt is het relaas van Jvana Manser over een Eritrese vluchteling die wordt ondergebracht in een Zwisters azc: in een stripreportage van 22 pagina’s wordt een indringend beeld geschetst van de omslachtige manier waarmee alles in Zwitserland omgeven is. Het leven is precies en loopt als een uurwerkje.
Dat zie je ook in Strapazin zelf: achterin het blad wordt steeds de verschijningsdatum van het volgende nummer aangekondigd en je kunt je klok erop gelijk zetten. Pünktlich, op de dag nauwkeurig wordt het blad bij de abonnees bezorgd. Dat abonnement is nodig: in Nederland zijn er voor buitenlandse stripbladen geen verkooppunten, hooguit voor Engelstalige popcultuur-magazines met een focus op comics en manga. Een abonnement van tien nummers kost 85 euro, de avontuurlijke striplezer moet het zichzelf eigenlijk cadeau doen. Een soortgelijk, breed en kunstzinnig striptijdschrift is er niet.
Stefan Nieuwenhuis