Recensie: Magnus Brechtken – Albert Speer, een Duitse carrière
Ontmaskering van de edelnazi
Achtendertig jaar na de dood van nazi-architect en ‘Reichsminister’ Albert Speer komt historicus Magnus Brechtken met de zoveelste biografie over de man die met overtuiging zijn eigen wereld wist vorm te geven. Opnieuw een vuistdikke pil – voor een derde gevuld met noten – waarin nieuwe informatie en bewijsvoering over het leven van Hitlers naaste medewerker tot een definitieve afrekening leidt.
Aan het eind van zijn betoog stelt Brechtken dat Speer zich heeft ontwikkeld ’tot de meest prominente, ijverigste en succesvolste vertolker van het afwentelingsbetoog, tot de edelnazi met berouwgarantie’. En dat hij daardoor de ideale ‘projectiefiguur’ werd voor lieden die ook niets meer wilden weten van hun eigen aandeel in de nazidictatuur. Een perfect rolmodel om de duivelse wereld van bruinhemden en massavernietiging van je af te schudden.
Hoe zat het ook alweer met Speer? Als middelmatig architect, maar ambitieuze organisator, wordt hij opgenomen in de kring rond Hitler om diens droom van een Grootduitse hoofdstad ‘Germania’ te realiseren. Door de tegenvallende Russische veldtocht raken die megalomane plannen langzaam uit beeld en wordt de ‘Generalbauinspektor für die Reichshauptstadt Berlin’ aangesteld als kersverse minister van Bewapening. In die functie excelleert hij binnen korte tijd tot een van de belangrijkste leiders van het Derde Rijk en weet hij de oorlogsindustrie zodanig op te schalen dat – volgens de inschatting van kenners – WO2 vanaf 1943 minstens twee jaar langer heeft kunnen voortduren. Speer is de man die de bevoorrading van legeronderdelen in stand houdt, de fabrieken op volle toeren laat draaien en personele problemen invult door volop gebruik te maken van dwangarbeiders uit krijgsgevangen- en concentratiekampen.
Dan volgen in 1945 de Neurenbergse processen en wordt Albert Speer veroordeeld tot slechts twintig jaar gevangenschap. Na een ultieme performance, waarin hij zich op slimme wijze afzet tegen nazi-karikaturen als Hermann Göring en Rudolf Hess, krijgt hij het voordeel van de twijfel. De gentleman-criminal heeft zich in de rechtbank met succes voorgedaan als onwetende technocraat die weliswaar schuld bekent aan het collectieve drama maar zich persoonlijk weet vrij te pleiten van enige kennis van de Jodenvervolging, Holocaust en Auschwitz. Nooit van gehoord, niets van meegekregen.
Magnus Brechtken doet de hele Speer-geschiedenis nog eens nauwgezet uit de doeken – en dat doet -ie goed – maar heeft hierbij ook een ander doel voor ogen. Hij rekent vooral af met de mensen die de naoorlogse Speer een groot en langdurig podium hebben geboden zich te kunnen positioneren als ‘goede nazi’. In een strakke chronologie maakt hij korte metten met een reeks boeken van de hand van gerenommeerde biografen en historici. Maar het begint allemaal met de publicaties die Speer zelf op berekenende wijze de wereld instuurt.
Tijdens zijn gevangenschap in Spandau noteert Speer zijn herinneringen op velletjes toiletpapier die door een omgekochte gevangenbewaarder naar zijn meest loyale ex-medewerker worden doorgesluisd. De volledige Speer-familie is zich ondertussen aan het inspannen om de pater familias vervroegd vrij te krijgen, wat uiteindelijk niet lukt door de standvastige positie van het Russische aandeel in de Viermogendheden-bezettingsmacht. Drie jaar na zijn vrijlating wordt Erinnerungen (1969) gepubliceerd, waarin Speer de basis legt voor zijn reputatie van de onwetende nazi. Hij is de man die weliswaar onderdeel was van het systeem maar onder zware druk zijn plicht deed en niets geweten heeft van de vernietigingsindustrie die met name in de oostelijke gebieden van het Derde Rijk op volle toeren draaide.
Die oogkleppenhouding is vanaf Speers verdediging in Neurenberg altijd in twijfel getrokken vanwege de schier onmogelijkheid ervan – maar omdat men door de jaren heen geen daadwerkelijk bewijs voor het tegendeel kon vinden, bleef deze theorie met succes de publieke opinie beïnvloeden. Anno 2018 heeft Magnus Brechtken de middelen in handen om deze mystificatie voor eens en voor altijd op te blazen. Dat blijkt relatief eenvoudig in een wereld waar de overgebleven archieven en documenten, of ze nu in Duitsland, Rusland of elders boven water komen, voor iedereen toegankelijk zijn.
Brechtken concentreert zich met name op twee zaken waarvoor hij het bewijs boven tafel heeft gekregen: allereerst voor de contacten met Himmlers SS over de grootscheepse aanvoer van bouwmaterialen voor concentratiekampen en gaskamers, door Speer altijd weggewoven omdat hij volgens eigen zeggen niets wist van de uiteindelijke bestemming. Ten tweede voor Speers aanwezigheid bij een bijeenkomst in Posen (Poznan) in 1943 waarin Himmler nadrukkelijk spreekt over massadeportaties en de uiteindelijke vernietiging van de Joden in het oostelijk rijksgebied. Speer heeft zijn aanwezigheid nooit kunnen ontkennen, maar hield consequent vol dat hij vóór het middaguur was vertrokken en niets van de gewraakte passages heeft meegekregen. Wel dus.
Ondanks dat Brechtken in 2018 veel meer materiaal tot zijn beschikking heeft om tot een eindconclusie te komen, is hij uiterst verbolgen over het werk van zijn voorgangers. ‘Verbluffend is ook de naïviteit van veel historici waarmee zij Speers vertelsels zonder verdere factchecks of archiefonderzoek, als authentieke historische ‘bron’ napraten. Velen van hen konden zich blijkbaar niet voorstellen hoe systematisch Speer loog.’ Dat is een postume draai om de oren voor Ullstein-uitgever Wolf Jobst Siedler, die alle door Speer geschreven boeken heeft uitgegeven en daar razendpopulaire bestsellers van heeft gemaakt. Superhistoricus Joachim Fest, ook wel het historische geweten van Duitsland genoemd, krijgt de grootste veeg uit de pan. Zijn bijdrage aan Speers boeken – als adviseur van het uitgevershuis – zonder enige kritische noot, wordt door Brechtken beschamend genoemd. Als klap op de vuurpijl komt Fest in 1999 met een eigen Speer-biografie die volgens Brechtken nog steeds getuigt van teveel ontzag voor de voormalige architect.
Als er door de jaren heen dieper gegraven was, onafhankelijker en met meer grondigheid, zou de Speer-mythe volgens Magnus Brechtkens al veel eerder ontmanteld zijn.
Speers teksten zijn historische documenten die informatie verschaffen – niet over hoe en wat het nationaalsocialisme was, maar over hoe de naoorlogse samenleving het nazibewind, de voormalige kopstukken daarvan en de eigen geschiedenis wílde zien. En over hoe Speer er decennialang in slaagde aan die wensen tegemoet te komen.
In 1944, nog tijdens WO2, verscheen in een Engelse krant een artikel over nazi-Duitsland met daarin de volgende quote: ‘Van de Hitlers en de Himmlers kunnen wij ons nog wel ontdoen, maar de Speers – wat ook verder het lot van deze speciale man mag wezen – zullen nog lang onder ons zijn.’ En zo blijkt.
André van Dijk
Magnus Brechtken – Albert Speer, een Duitse carrière. Vertaald door Hans van Riemsdijk. Thomas Rap, Amsterdam. 976 blz. € 49,99.