Voorgoed van vorm veranderd

‘Het lastigste van IJsland is dat je er niet meer weg wilt als je er eenmaal woont,’ schrijft Laura Broekhuysen in Flessenpost uit Reykjavik, een tweede bundel literaire reflecties op haar leven met een IJslandse man en twee kinderen in dit noordelijke stukje Europa. Ze vergelijkt de gewenning aan ruimte met die van sommige reptielen, die gaan groeien wanneer ze in een groter ‘aquarium’ worden gezet.

Laura Broekhuysen studeerde viool aan het Conservatorium van Amsterdam, maar moet onder ogen zien dat zo’n erkenning in de vorm van een diploma de mensen in dat afgelegen land weinig zegt. Zoals je hele persoonlijke bagage, opgebouwd in jaren in een ander land, welbeschouwd alleen voor jezelf telt. Dat merkt ze vooral als ze moeder wordt:

In je thuisland voer je je eigen standaard en trek je je eigen spoor in de opvoeding. Dat is al moeilijk genoeg, groepsdruk bestaat overal. Maar je kent van elke situatie de opties. […] Hier op IJsland weet ik het allemaal net zomin als mijn zesjarige, die schreeuwt om een voorbeeld. Omdat ik, haar moeder, faal, niet thuis geef, stuntel bij kassa’s, drietalig bloos, de verantwoordelijkheid in negen van de tien gevallen bij haar vader neerleg, richt ze zich steeds meer op hem. […] IJsland is haar wereld, ik moet er als de bliksem deel van worden, wil ik haar kunnen blijven volgen, helpen, haar kunnen aanhalen.

Broekhuysen schrijft in even rake als gevoelige woorden over dagelijkse ervaringen: een verdwenen vlieger met een naam, het leven van immigranten, de verschillen met popperig Nederland, de lenige IJslandse taal en de verhouding tot onaangekondigd ‘grindkleurig’ bezoek. En dan is er nog het vrijwel onbenoembaar noordelijke, dat er in doorschemert; een haast mystieke natuurbeleving. Randstedelingen als Kester Freriks ervaren die al in het noorden van Nederland, anderen zoeken deze vage geheimzinnigheid in Denemarken, Zweden, Noorwegen en Finland. IJsland lijkt van nog een ander niveau.

Alles is koud, duister, schraal en het waait er meestentijds hard (‘elk liedje waait terug mijn mond in’), op een korte, euforische zomerperiode na. Dus leven mensen er vrijwel permanent in de overlevingsstand, dat wil zeggen met de nadruk op praktische oplossingen. Reykjavik is dan ook in niets een mooie stad, maar je kunt er, zo blijkt, met de juiste blik wel opmerkelijke zaken waarnemen. Net als in de eenzame fjord, waar Broekhuysen en haar man, die componist is, in een onaf, maar niettemin comfortabel huis wonen. Een van andere Nederlanders op IJsland gekregen, voor die streken exotische lijsterbes, dertig jaar oud en slechts 2 meter hoog, lijkt even zelfs een te grote inbreuk te zijn op de uiterst traag groeiende vegetatie, die IJsland kenmerkt. Haar man beziet de nieuwkomer aanvankelijk met scepsis.

Anders dan in de volle, rumoerige en haastige wereld buiten IJsland, waarderen de bewoners alles wat elders gemakkelijk overstemd wordt; het geluid van een bevroren trampoline – ‘het rinkelt rond mijn enkels’ – de geur van zwaveldamp, die hoort bij het warme water op IJsland, de onderwaterwereld die je ziet als je een tijdje over de rand van een boot hangt. Daar, ver in het buitengebied, moet Broekhuysen natuurlijk ook lang wachten op een besteld boek. Maar als dat er dan op zeker moment eindelijk is, lijkt de waarde ervan groter en de invloed van het gelezene langduriger. Over De arkvaarders van Anne Provoost:

Je brein blijkt een onvermoede tastzin te bergen, die woorden kan aftasten: elke plank van die ark heb je door je handen voelen gaan, plank voor plank, woord voor woord, samen heb je het schip gebouwd, het is geen beschrijving van een ark, het boek ís de ark, de wanden van het ruim hebben je voorstellingsvermogen voorgoed van vorm veranderd, er is een nieuwe ruimte afgedwongen, een nieuw speelveld.

Zo’n verzuchting over de grote waarde van boeken, kan zich bij Broekhuysen opeens ontwikkelen tot een associatieve verhandeling over mensen die menen hun lijden te mogen claimen en zo een schrijver, die ‘hun’ aandoening als thema kiest, te verwijten van niks te weten. Maar de schrijver hoeft pijn niet te voelen, stelt Broekhuysen, het gaat erom dat de schrijver de pijn in beeld kan brengen: ‘Schrijven is niet zozeer je inleven in je personage als wel je inleven in je lezer’.

Flessenpost uit Reykjavik telt slechts 176 bladzijden, iets meer dan de uiterst succesvolle voorganger Winter-IJsland uit 2016, maar het soortelijk gewicht van dit kleine boek met z’n betoverende observaties en doordachte inzichten, is zo hoog dat Broekhuysen zelfs hiermee bewijst hoe overvloedig schaarste kan zijn.

André Keikes

Laura Broekhuysen – Flessenpost uit Reykjavik. Querido, Amsterdam, 176 blz. € 17,99.