Recensie: Fen Verstappen – Moeder af
Het onvermijdelijke opschuiven in generaties
Het gebeurt niet vaak dat een debuut een zó gerijpte indruk maakt als Moeder af van Fen Verstappen. In dit kunstige kleinood (slechts 144 pagina’s met een bladspiegel die aan poëzie doet denken) reflecteert het ik-personage op haar moeizame relatie met haar flamboyante en behoorlijk dominante moeder. Als filosofe met twee linkerhanden is ze het buitenbeentje in een kunstzinnig gezin: moeder ontwerpt kleding, haar creatieve zus Biek maakt tassen en het onaangepaste broertje Tijn sieraden. Zij lijkt het meest op haar vader, maar gezien zijn korsakov is dat geen benijdenswaardige gelijkenis.
Als haar moeder door een hersenbloeding niet meer zichzelf is, durft de dochter haar kwetsuren, haar achilleshiel, te onderzoeken. Ze is net zelf bevallen van een dochter en ze is bang
voor alles waarin ik als ouder tekort zou schieten, voor het onherroepelijke moment waarop ik mijn kindje zou butsen en bekrassen met mijn woede, mijn wisselvalligheid, mijn onvermogen om vriendelijk te blijven als de ergernis me tegen de konen klopte.
Ze bevraagt de wezenlijke imperfectie van iedere ouder, een imperfectie die haar als kind zo zwaar was gevallen en die haar tot een ‘dwangmatige, angstige en onverbeterlijk perfectionistische debiel had gemaakt.’
Moeders kan enkel nog ‘mooie dingen’ en ‘godverdomme’ zeggen. Ze is totaal afhankelijk geworden van zorg en dat terwijl ze een ongelooflijk zelfstandige, trotse vrouw was die overstroomde van de levenslessen als ‘Dans’, ‘Geef het schaamtevolle kroost het nakijken’, ‘Draag het hart op de tong’, ‘Koop een schoen waarop je loopt en niet strompelt of schommelt’ en ‘Scheer steeds weer rakelings langs de afgrond.’
Fen Verstappen plaatst bewonderenswaardig veel tussen de regels. Moeder af bestaat uit korte momentopnames, markante fragmenten uit een gezinsleven, waarbij verleden en heden elkaar soepel afwisselen. De dagen dat ze het meest bij elkaar waren, samen op straat tijdens de jaarlijkse Fashion Week in Parijs, vormen het ankerpunt. Dat waren dan ook de dagen dat ze makkelijk hun ‘nest in elkaar vlochten’. Verstappen verwezenlijkt betrokkenheid door zich in haar relaas tot een ‘je’ te richten, haar moeder. Door die aanspreekvorm blijft haar toon vol mededogen, terwijl er eigenlijk best harde noten te kraken zijn. Want haar moeder zat vol oordelen, vooral over haar. Zo kreeg ze niet veel vrijheid in haar kledingkeuze, zelfs niet toen ze als volwassene meehielp bij de modeshow:
Ik deed de kisten aan die ik van je had moeten meenemen, deed de hoed op die je naast de tv had klaargelegd en stifte mijn mond rood. Verkleed als het schaamteloze kind dat ik had moeten zijn, stapte ik over jouw matras heen en liep door de hotelkamer naar buiten.
En als ze zwanger is, krijgt ze wijze raad van haar moeder, maar ook die is behoorlijk hardvochtig van toon:
Het zou mooi zijn als je deze zwangerschap kunt gebruiken om een beetje minder te moederen. Wat minder te zorgen. Te leven met wat minder stramien. En wat minder zelftucht. Er is niets zo oninteressant als perfectie.
Je krijgt zin om die moeder een schop tegen haar schenen te geven, maar dat doet dochterlief niet. Zij wendt haar eigen kracht aan en bekijkt het gezinsleven door een filosofische lens, bijvoorbeeld met de hulp van Sartre’s uitspraak over de hel ‘De hel dat zijn de anderen’. Volgens haar bedoelt Sartre:
De hel, dat is de objectivering waarin we ons vanaf onze geboorte gevangen weten en waaraan we ons een leven lang proberen te ontworstelen; de hel is het aanhoudende en alomaanwezige oordeel van de ander – en wie oordeelt er nu hardvochtiger en invloedrijker dan onze ouders?
Fen Verstappens minutieuze schrijfstijl maakt van Moeder af een rijk debuut vol herkenbare wrijvingen en treffende bespiegelingen over het kind-zijn, over het onvermijdelijke opschuiven in generaties en over loslaten terwijl je nog wel voor hulpbehoevende ouders aan het zorgen bent.
Miriam Piters
Fen Verstappen – Moeder af. Das Mag, Amsterdam, 144 blz. € 19,99.