Recensie: Kevin van Vliet – Wolfsjong
Niet schoonmaken, wel masturberen
‘Een genre dat nauwelijks nog bestaat in Nederland’, staat er op de achterflap, opgetekend door Arthur van Amerongen. Welk bijna uitgestorven genre Van Amerongen hier bedoelt, was mij niet meteen duidelijk want als hij de novelle of het lange verhaal bedoelt, verwijs ik toch graag naar de sublieme novelles van Manon Uphoff (De vanger, De bastaard en De ochtend valt) of de sterke bundel Rivieren van Martin Michael Driessen die in 2016 de ECI Literatuurprijs won. Goed: de grote roman is alomtegenwoordig maar gelukkig doen de novelles en lange verhalen het toch ook nog goed en ja: het is wel mooi dat een jonge schrijver, Kevin van Vliet, nu debuteert met zo’n sfeervolle novelle die zich ook nog eens mooi nestelt in een Nederlandse traditie.
Wolfsjong heet deze novelle en hij gaat over een 19-jarige jongen die zich als dertigjarige man twee weken uit zijn leven herinnert die grote indruk op hem hebben gemaakt. Het zijn de weken na het overlijden van zijn vader en hij hangt wat doelloos in zijn ouderlijk huis rond, in een niet nader genoemd Nederlands dorp. Zijn moeder was al eerder heengegaan dus zijn eenjarige volwassenheid maakt hem meteen ook wees. Een paar dagen na de begrafenis ontmoet hij in de dorpskerk Oskar, ‘een potige vent met golvend, dik, zwart haar, in een zwartlederen jack’. Hij ruikt naar ammoniak, heeft een driedagenbaard en geel en dooraderd oogwit, zo’n man die je in eerste instantie eigenlijk liever uit de weg gaat. Ze raken aan de praat en Oskar nodigt hem uit bij hem thuis langs te komen. Hij woont in een boerderij in het woud buiten het dorp, samen met een trouwe herdershond en een vleesetende gans.
De naamloze hoofdpersoon raakt geïntrigeerd door Oskar. Nog nooit in zijn benepen christelijke leven had hij iemand ontmoet die zo eerlijk en vrijuit sprak, ‘vloekte als een dokwerker en tierde als een bezetene’, literflessen rode wijn zoop en het leven had geleefd dat hij alleen kende uit de bibliotheek. Oskar nodigt hem uit om maar zo lang bij hem in te trekken; in zijn kille ouderlijk huis waar gas en licht afgesloten zijn, is hij toch maar moederziel alleen. Dus zo neemt hij zijn intrek in de boerderij. ‘Schoonmaken mocht ik niet, masturberen wel, zolang ik maar niet over de potkachel kwam, want dat zou ‘s avonds zo gaan rieken,’ klinkt het dan droog. En kijk eens naar dat woord ‘rieken’. Vaker gebruikt Van Vliet dit soort ouderwets aandoende termen en uitdrukkingen, die een algehele sfeer van de benauwde jaren vijftig in een godvrezend dorp oproepen. Er wordt ook met ‘bankbiljetten’ betaald, en de melkboer komt nog langs.
Die stijve christelijke sfeer contrasteert mooi met het gedrag en het uiterlijk van Oskar en Van Vliet doet daar nog een schepje bovenop door de viezige details die hij noemt: het druppende lijksap van zijn dode vader bijvoorbeeld, en de ingewanden van een dood konijntje. Die details brengen langzaam ook een onderkoelde broeierigheid in het verhaal. Toch komt het nog een beetje als een verrassing als de hoofdpersoon, weer even thuis, opgewonden raakt van een aantal oudere jongens in sportbroekjes die langs komen fietsen en hij daar een Reviaanse fantasie tegenaan gooit waar je u tegen zegt die nou niet direct past in die stijve omgeving van zijn dorp. En zo wordt het contrast tussen thuis en de wereld van Oskar steeds groter, ook letterlijk:
Het liefst keek ik naar zijn dooraderde reuzenpiemel, die nog breder was dan mijn pols. Die van mijn vader had er een kaboutertje bij geleken, om over die van mij nog maar te zwijgen.
Dat kan niet anders dan slecht aflopen maar dat wisten we al want zoals Van Vliet aan het begin van zijn novelle al aankondigt, is Oskar na twee spannende weken dood. ‘Ik kan u verzekeren dat de herinneringen pijnlijk zijn,’ zegt de hoofdpersoon veertien jaar later, als hij erover schrijft. Dat doet hij vaker, de lezer aanspreken, bijvoorbeeld in terzijdes als ‘U mag het best weten’ of juist ook in het ‘vooraf’ waarin hij misschien wel de reden geeft waarom dit boek een novelle werd: ‘Ik zal mijn best doen het kort te houden aangezien u vandaag vast nog iets beters te doen heeft’.
En dus heb je dit boekje snel uit maar heb je wel een spannend en sfeervol verhaal gelezen, beheerst geschreven, met sprekende details. Een mooie combinatie van het gereformeerde milieu uit de romans van Maarten ’t Hart, het broeierig homo-erotische van het werk van Gerard Reve en de compacte en sprookjesachtige setting van de novelles van Manon Uphoff. En hoe die twee weken de hoofdpersoon uiteindelijk hebben gevormd, dat moet u zelf maar gaan lezen.
Martijn Nicolaas
Kevin van Vliet – Wolfsjong. Prometheus, Amsterdam. 94 blz. € 15.