Recensie: Paul Valéry – Meneer Teste
Ongeboren romanfiguur
Literaire personages verwacht je tegen te komen in romans, maar Meneer Teste, een schepping van de in 1945 overleden Franse dichter / schrijver / filosoof Paul Valéry is geen persoon die je, al dan niet fictief, de hand zou kunnen schudden. Hij blijft in alle opzichten een experiment, een conceptueel kunstwerk, zo je wilt. Uitgeverij Vleugels brengt dit tamelijk hermetische literaire avontuur, dat in 1995 bij De Bezige Bij voor het laatst in het Nederlands verscheen, in een fraaie geactualiseerde druk.
Piet Meuse, die het boek in 1995 vertaalde en van een nawoord voorzag, heeft het zelfs over een ‘ongeboren romanfiguur: een hypothese, een gestalte die zich op bleef dringen zonder dat hij zich wilde voegen naar de eisen van iets wat op een roman zou lijken’. Waarmee dit werk geen roman meer kan heten, zelfs geen verhalenbundel. Valéry noemde het een ‘Idée Monstre’, ofwel in dit verband een gedachte-experiment, waarin een mens is gereduceerd tot diens gedachten. Technisch vooruitstrevende lieden zouden er welhaast een aankondiging van kunstmatige intelligentie in kunnen vinden.
Paul Valéry is natuurlijk vooral bekend van zijn 261 Cahiers, die met elkaar bijna 27.000 bladen tellen, waarin tijdens de vijftig jaar dat hij daar aan werkte, nauwelijks een onderwerp onbesproken bleef. Geen dagboek, maar een poging om door middel van schetsen, aforismen, oefeningen en analyses het eigen denken en handelen te doorgronden en zo zijn pure ik, Moi-pur, te bereiken. Daarbij spiegelde hij zich graag aan zijn grote voorbeeld Leonardo da Vinci, de ware totaalmens.
Het genre roman kon Valéry, net als sommige van zijn tijdgenoten, niet bekoren. Literatuurwetenschapper Jan Fontijn, die in 2017 een aantal notities uit de Cahiers, met name over poëzie, literatuur en het gevoelsleven, vertaalde en van een inleiding voorzag voor uitgeverij De Buitenkant, haalde enkele van Valéry’s argumenten daarvoor aan. Zo zouden we als lezers van romans een verkeerd beeld van de werkelijkheid krijgen en de neiging hebben de rol van het toeval uit te bannen. De vereiste goedlopende intrige zou volgens hem geen ruimte laten voor veranderingen in het bewustzijn, zoals de poëzie die wel kent. Maar er speelde meer, zoals blijkt uit Meneer Teste:
Herinneringen van meneer Teste. – Dagboek van de vriend van Teste:
Een van de stokpaardjes van Teste, niet het minst schimmige, was dat hij de kunst – Ars – wilde behouden en tegelijk een eind wilde maken aan de illusies van kunstenaars en auteur. Hij kon de domme pretenties van de dichters niet uitstaan – noch de lompe van de romanschrijvers. Hij beweerde dat heldere ideeën van wat men maakt leiden tot heel wat verrassender en algemener ontwikkelingen dan de grappen over inspiratie, over het leven van personages, etc. Als Bach had geloofd dat zijn muziek hem werd gedicteerd door de sferen, was hij niet in staat geweest tot de helderheid en de soevereiniteit van transparante klankcombinaties die hij bereikt. Het staccato.
Meneer Teste, in zijn huidige vorm, dat wil zeggen als cyclus van teksten waarin monsieur Teste in de een of andere vorm betekenis heeft, werd pas gepubliceerd na de dood van Valéry. Was meneer Teste in het eerste verhaal, De avond met meneer Teste uit 1896, nog een tamelijk ‘tastbare’ figuur, in latere teksten lossen zijn concrete trekken steeds meer op. Hiermee passend bij de Cahiers, waarvan Valéry het werken eraan, altijd in de stille ochtenduren tussen vijf en acht, moet hebben gezien als ‘intellectuele gymnastiek’, een term die in het eerste verhaal juist gebruikt wordt als kenmerkend voor meneer Teste.
André Keikes
Paul Valéry – Meneer Teste. Vertaald en van een nawoord voorzien door Piet Meeuse, Vleugels, Bleiswijk. 104 blz. €23,95.