Column: L.H. Wiener – Opdringingsdromen
Opdringingsdromen
Mijn geest is ’s nachts niet zelden een kwelgeest.
Zo is er met meedogenloze herhaling de traumatische opdringingsdroom, waarin ik moet ondergaan dat ik in de zesde klas van het gymnasium zit, in de wetenschap dat ik het eindexamen niet kan halen, omdat ik als HBS-A leerling geen Latijn en Grieks heb gehad. Ik ga nog wel op voor Frans, Duits en Engels, waarvoor ik heel hoog scoor, maar dan moet ik me terugtrekken en bij de diploma-uitreiking vertoon ik me niet.
Het verleden is een grillig en onherbergzaam domein, waarin men gemakkelijk kan verdwalen.
Herinneringen hebben ooit, geheel of gedeeltelijk, in de werkelijkheid van een toenmalig heden plaatsgevonden, maar zijn aan verschuiving, verandering en vermenging onderhevig.
Het storendst in dit opzicht zijn de gevallen van opdringing, herinneringen aan gebeurtenissen die zich in de werkelijkheid als zodanig niet hebben voorgedaan, maar zich niettemin als voltrokken vonnissen manifest in het geheugen hebben vastgezet, met alle gruwzaamheid van dien. Prominent terugkerend is mijn verdrinkingsdood op 4 mei 1958 voor de kust van Zandvoort.
Er zijn meerdere van dit soort repeterende nachtmerries te noemen, die zich bij voorkeur in de vroege ochtend vanuit het onderbewustzijn losmaken en dan de slaap met een schok verstoren.
L.H. Wiener