Recensie: Haruki Murakami – 1q84
Uitweiden over van alles en nog wat
In de boekwinkel heb ik wel eens in mijn handen gestaan met de roman Norwegian Wood van de Japanner Haruki Murakami, natuurlijk omdat ik er nieuwsgierig naar was of het boek iets te maken had met het gelijknamige Beatlesliedje op het album Rubber soul. Ik kwam er in de gauwigheid niet achter en weet het eerlijk gezegd nog steeds niet omdat ik het boek niet gekocht en dus ook niet gelezen heb. Wel zag ik titels van Murakami steeds vaker bij vrienden op de salontafel liggen: Waarover ik praat als ik over hardlopen praat, Na de aardbeving, Kafka op het strand om er een paar te noemen.
Toen ik eind vorig jaar van zijn Nederlandse uitgever de Haruki Murakami-agenda 2010 kreeg toegestuurd waarin de verschijning van diens meest ambitieuze roman in zijn dertigjarige schrijverscarrière werd aangekondigd, wist ik dat ik er niet meer onder uit kon.
Eerder dan voorzien, net voor de vakantie, het leesseizoen bij uitstek, verschenen de eerste twee boeken van de trilogie 1q84, samen ruim achthonderd bladzijden dik. Boek drie komt volgend jaar uit.
Na Kafka en The Beatles is de titel opnieuw een verwijzing naar westerse, althans niet-Japanse uitingen van cultuur, want in de hiervoor genoemde agenda zegt Murakami in een interview: ‘Ik wilde al heel lang een roman over het recente verleden schrijven die overeenkomsten zou vertonen met 1984, de futuristische roman van George Orwell.’ Dat futuristische zit hem in de parallelle wereld waarheen de geschiedenis zich gaandeweg verplaatst – of misschien moet ik zeggen: de geschiedenissen zich verplaatsen.
Haruki Murakami past consequent een techniek toe die het in een film goed doet: de twee hoofdfiguren worden om en om gevolgd, als kijker weet je dat hun wegen zich in de komende anderhalf uur ergens zullen kruisen. In een boek van deze omvang werkt deze techniek niet, in elk geval anders. Op den duur gaat het op een trucje lijken. De lezer krijgt de aanvechting om door te bladeren en het verhaal van Tengo of dat van Aomame rechtlijnig te volgen. Want dát moet gezegd: Murakami weet de nieuwsgierigheid van zijn lezers te prikkelen. De techniek die hij hiertoe zeer behendig aanwendt heet: cliffhanger. Het is waar dat het daardoor moeilijk is om het boek weg te leggen.
Maar tegelijkertijd schemert de constructie overal doorheen. Dat gaat op den duur irriteren. Als je een lange zomervakantie moet zien door te komen op een plek waar niets te doen is of het hele dagen regent, helpt Murakami je wel bij het doden van de tijd. Het is alsof je naar een televisieserie zit te kijken waarin de gebeurtenissen zich volgens een ijzeren schema voltrekken en waarvan je je niet kunt losmaken, maar als de volgende ochtend iemand vraagt waar je naar hebt gekeken, moet je het antwoord schuldig blijven.
Hoe komt dat?
Het zal er in dit geval mee te maken hebben dat Murakami niet op een paar woorden meer of minder kijkt. Hij neemt gerust de ruimte (en daarmee de tijd) om uit te weiden over van alles en nog wat. Soms moet de vertaler te hulp schieten met een verklarende voetnoot. Ook details die er voor het verhaal niet of minder toe lijken te doen, komen ruim aan bod. Dat zegt iets over het enthousiasme van Murakami als verteller, maar misschien nog meer over zijn kijk op het schrijverschap, dat in zijn geval minder gericht lijkt op het componeren en het daardoor creëren van een meesterwerk dan op het op aangename wijze onderhouden van de lezer.
Het zou natuurlijk kunnen dat al die nu op het oog losse details in het derde boek op ingenieuze wijze worden samengebracht, maar ook dan is 1q84 een hele zit.
Frank van Dijl
Haruki Murakami – 1q84. Boek een en twee. Atlas.
Deze recensie verscheen eerder in HP / De Tijd van 30 juli 2010.