Recensie: Kader Abdolah – De kraai en De koning
Bij het geschenk dat dit jaar de Boekenweek opluistert, krijg je ook nog eens een lesje literatuurgeschiedenis cadeau. Alleen al hoe Kader Abdolah De kraai begint: ‘Lezer! Ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht, no. 37.’ Laat het ‘Lezer!’ weg en je hebt de eerste zin van Multatuli’s Max Havelaar. Havelaar sprak zijn ‘lieve lezer’ pas op de vijfde regel rechtstreeks aan. Van de grote concurrent, Busselinck & Waterman, liet hij het adres liever ongenoemd. Abdolah, althans zijn hoofdfiguur die de schuilnaam Refiq Foad heeft aangenomen en net als Havelaar het verhaal vertelt in de eerste persoon, onthult nu dat de concurrerende koffievennootschap ‘hier in onze straat’ zit, maar dan zijn we al verder in het boekenweekgeschenk dat 92 bladzijden telt.
Refiq Foad is bij toeval in de koffiebranche terechtgekomen zoals hij ook bij toeval in Nederland belandde. Hij komt uit ‘het voormalige Perzië’ waar hij zich als jongen laafde aan de grote Perzische meesters. Later inspireerden Amerikaanse romans hem die hij las met een woordenboek binnen handbereik. Tijdens het bewind van de sjah verkeerde hij in kringen van de linkse oppositie. Toen de sjah was verjaagd en de ayatollah’s de revolutie hadden gestolen, vluchtte Refiq Foad naar Turkije. Omdat het te duur was om zich naar Londen of Parijs te laten smokkelen, werd het Nederland waar je al voor tweeduizend dollar naartoe kon.
Eenmaal hier zet hij zich aan de studie van Nederlandse dichters en schrijvers. In De kraai passeren Van Eeden, Achterberg, Gezelle, Bredero en natuurlijk Multatuli de revue. Van Gorters ‘Mei’ zegt hij dat het ‘eigenlijk een oeroude Perzische tekst [is] die ik in mijn jeugd in de Perzische lentegedichten gelezen heb. Gorter gebruikt bijna hetzelfde verhaal, dezelfde woorden en kiest dezelfde richting, maar het is verbazingwekkend dat deze Hollandse versie krachtiger, overtuigender en intenser overkomt.’ Een vertaling van het Perzische origineel krijgen we er niet bij, zodat we de makelaar in koffie op zijn woord moeten geloven. Ook Hermans citeert hij, maar vreemd genoeg niet uit een van diens hoofdwerken maar uit het in 1993 verschenen Boekenweekgeschenk In de mist van het schimmenrijk. Het moet de eerste keer zijn in de geschiedenis van het Boekenweekgeschenk dat in een Boekenweekgeschenk uit een Boekenweekgeschenk wordt geciteerd.
De kraai is een luchtig verteld verslag van een ontworteling. Hoe de ik-figuur zich ook vastklampt aan de literatuur van het land waar het lot hem heeft gebracht, altijd is er iets van melancholie te proeven. De jongensjaren in een kleine stad niet ver van Teheran waren idyllisch. De droom was: een Perzisch schrijver worden.
In plaats daarvan werd Refiq Foad makelaar in koffie en richt hij zich in de avonduren als Nederlands schrijver tot zijn lezers. Op dezelfde manier maar dan zonder koffie werd Kader Abdolah, ook een nom de plume trouwens, een Nederlandse schrijver. Toch is zijn geboorteland in zijn werk nooit ver weg. In zijn nieuwe roman De koning, die net voor het begin van de Boekenweek is verschenen, grijpt hij terug op het verleden. Zijn betovergrootvader was volgens de achterflap zo’n honderd jaar geleden grootvizier van Perzië.
Ook dit boek, ruim vierhonderd bladzijden dik, is vlot verteld. Abdolah presenteert de roman in de traditie van de oude koningsverhalen, maar hij laat het koningschap vooral zien als een lege huls. Mijn bezwaar tegen deze roman is dat hij nogal schematisch is ingevuld. De fans van Kader Abdolah (van zijn Het huis van de moskee gingen er 300.000 over de toonbank) vinden dat misschien niet erg. In elk geval krijgen ze er in de Boekenweek nóg een Abdolah bij.
Frank van Dijl
Kader Abdolah – De kraai. CPNB.
Kader Abdolah – De koning. De Geus.
Deze recensie verscheen eerder in HP / De Tijd van 20 maart 2011.