Recensie: Peter van den Ende – Zwerveling
Boven en onder de horizon
Gevouwen papieren bootjes zijn doorgaans niet groot, meestal zelfs kleiner dan gevouwen hoedjes van papier, maar het vaartuigje dat de hoofdrol speelt in Zwerveling, het woordloze beeldverhaal voor alle leeftijden van Peter van den Ende, is zo groot dat je er als mens in past. Dat leert de eerste bladzijde van dit boek, dat het debuut is van Van den Ende, die niet alleen werkt als tekenaar, maar ook als natuurgids op de Kaaimaneilanden.
Met een nevenberoep op zo’n exotische plek, even ten zuiden van Cuba in de Caribische Zee, moet je haast wel begaan zijn met de natuur, in het bijzonder de zee in al haar bijzondere verschijningsvormen. En bij uitbreiding met de (ernstig bedreigde) aarde. Toch heeft Zwerveling geen expliciet klimaatzorgelijke boodschap, het bezingt wel het leven en de schoonheid van onze planeet, maar op een ingehouden manier.
Antwerpenaar Peter van den Ende heeft een berg werk verricht voor dit album, dat niet in de eerste plaats lijkt te willen behagen. Alleen al dat uitgangspunt – zwartwit, geen verzameling ‘lieve dieren’, bovendien niet vrij van zorg over ons aller toekomst – maakt Zwerveling tot een opmerkelijk project. Ook het gegeven dat hij op zijn hand vertrouwt om tot deze gedetailleerde prenten in Oost-Indische inkt te komen, zegt iets over zijn poëtische ernst.
Na het vouwproces van het papieren bootje, zien we het historisch galjoen – onder water een antieke duikhelm als contragewicht -, waar vanaf het scheepje te water is gelaten. Onder de horizon is de zee op dit vroege moment nog niets meer dan een witte vlakte. Maar dat zal snel veranderen. Al op de volgende bladzijden is de zee tot een onafzienbare verzameling gestreepte golfjes geworden. Dan voel je je klein als onervaren papieren bootje. Slechts de Jan van Gent-achtige zeevogels begeleiden het kleine ding.
Dat andere, grote en kleine zeedieren zich geïnteresseerd tonen, boven en onder de waterspiegel, onderstreept op de daarop volgende bladzijden hoe kwetsbaar de positie van het bootje is. Het zijn zijn eerste schreden in een grote, nog ongekende wereld. Van den Ende leeft zich daarbij uit in gecompliceerde schubbenpatronen, bizarre onderwatervegetatie in stippen en lijntjes, brengt perspectief aan door licht en donker gericht in te zetten en ergens is altijd, hoe klein ook, het bootje terug te vinden.
De geheimzinnige onderwaterwereld, ooit een onuitputtelijke bron van inspiratie voor de vroegste sciencefiction, zoals die van Jules Verne, destijds vaak verbeeld in gedetailleerde etsen, is ook in Zwerveling nog een levende biotoop, al dringt de vervuilende mensheid op. Er zijn scheepskerkhoven, boorplatforms, vervuilende industrieën in havensteden en buitenmaatse zeeschepen. Gevangen zeemonsters worden gekneveld tot kunstjes gedwongen, dus zo idyllisch is Van den Endes benadering nu ook weer niet, maar er blijft wel steeds ruimte voor de hoop op constructieve krachten. Ergens halverwege schieten duivelachtige mannen vanaf een schip op wat een solitaire milieuactivist zou kunnen zijn. Die laatste zit op een minuscuul, raketvormig vaartuigje en lijkt zich te kunnen verheugen in de solidariteit van het papieren bootje, dat ook een kogel door zijn ‘zeiltje’ krijgt.
Door het boek heen, maar zeker naar het slot toe, als het bootje de haven bereikt, herinnert Van den Endes werk soms aan de gravures van M.C. Escher, al is het Van den Ende niet te doen om wiskundige principes, waarschijnlijk eerder om de overtuiging dat de kleine mens, ondanks zijn nietigheid tegenover de natuur en menselijke grootschaligheid, toch nog best een heel eind kan komen. Al moet dan wel alles meezitten. De aankomst in een sinistere, maar sprookjesachtige havenstad, waar ook het galjoen uit het begin afgemeerd blijkt te liggen, laat mooi ruimte voor ieders eigen ideeën over de strekking van Zwerveling.
André Keikes
Peter van den Ende – Zwerveling. Querido, Amsterdam. 96 blz. € 22,50.