Recensie: Tsead Bruinja – Ik ga het donker maken in de bossen van
Een wereld waarin kinderen kinderen durven te krijgen
De titel van de nieuwe dichtbundel van Dichter des Vaderlands Tsead Bruinja is duidelijker dat hij in eerste instantie lijkt. Ik ga het donker maken in de bossen van is een onaffe zin, waaraan nog best het een en ander gesleuteld had kunnen worden. Maar dat is niet gebeurd. Het woord is daarom aan de lezer. Nou is het vooral in de betere poëzie niet ongebruikelijk om de lezer de ruimte te bieden om er binnen de gegeven woorden zijn eigen gedicht van te maken. Sommige dichters sturen daar zelfs zichtbaar op aan; denk aan het gedachtestreepje dat veel gedichten van Gerrit Kouwenaar afsluit. Er staat dan nog net niet ‘vooruit lezer, nu jij’ maar dat betekent zo’n streepje natuurlijk wel.
De titel van Bruinja’s bundel is in feite ook zo’n aansporing, al is het wat prematuur om als lezer de zin meteen maar aan te vullen. In de bossen van Zweden? De Middeleeuwen? De sprookjes van Grimm? Het is te vroeg, want als álles kan, kan er in feite niets.
Toch schept de titel duidelijkheid: we hebben hier geen bundel in handen waar we als lezer makkelijk mee wegkomen. Er zal werk aan de winkel zijn.
Ook binnen in de bundel zoekt de lezer tevergeefs naar eenvoudig houvast. Er is geen inhoudsopgave en zelfs de bladzijdenummering ontbreekt. De gedichten zijn verdeeld over vijf afdelingen, die ook elke onderlinge samenhang (lijken te) ontberen. Zo bestaat de derde afdeling ‘Uitblinken’ uit vier door Lies van Gasse getekende pagina’s, waarin Bruinja’s summiere handgeschreven teksten verwerkt zijn.
In de vierde afdeling, ‘Zijn we er klaar voor?’, staan gedichten vol actuele verwijzingen. Hier is duidelijk de kersverse Dichter des Vaderlands aan het woord. En ook hierin toont Bruinja unieke taakopvatting. Bijvoorbeeld in het lange gedicht met de wonderlijke titel ‘Wacht met Henk zeggen als He-Herman zich aan u voorstelt’. Het is een prozagedicht dat Amsterdam vergelijkt met tal van andere plaatsen op het gebied van sport, studie, mentaliteit en vele andere. Het wisselt deze beelden bovendien ook nog af met een soort van verhandeling over stotteren – vandaar de titel. Een van de aardigste observaties vind ik zelf:
Het verschil tussen Amsterdam en Silicon Valley is dat Nederlandse studenten naar de
Starbucks gaan om over hun toekomst te praten, en dat studenten uit Silicon Valley er
met hun laptops heen gaan om aan hun toekomst te bouwen.
Het is niet alleen een droge observatie, maar ook een gedachte die het verschil in mentaliteit tussen Europa en Amerika probeert te vangen. Die twee groepen studenten zijn metaforen voor iets veel groters, voor het verschil tussen twee continenten. Dat zoiets dan weer gerelativeerd wordt door de opmerking dat het verschil tussen Amsterdam en Nijmegen na negen wedstrijden spelen nog maar één punt is, onderstreept de kracht van de eerste waarneming eerder dan dat hij ham afzwakt. De titel van het gedicht ‘Dartel als een vlinder steek als een bij’ verwijst natuurlijk naar een bekende uitspraak van Mohammed Ali (of eigenlijk van zijn coach, maar dat lijkt iedereen vergeten te zijn). Het begint zo:
ik wilde dit gedicht strijdbaar beginnen vanuit mijn linkse bubblicious bubbel
de meute ontkenners angsthazen en jaknikkers een beetje jennen
en de bevlogen spijbelaars verder opjutten metjullie zouden niet thuis moeten blijven zitten terwijl wij marcheren
jullie zouden niet braaf petities moeten delen en algoritmes voeden
jullie zouden niet dat mobieltje moeten oppakken om toe te kijken
hoe anderen op twitter of instagram zich inzetten voor jullie toekomst
En dan volgen er nog ruim dertig regels vol strijdbare poëzie. Maar ze entameren wel een strijd die bij voorbaat in twijfel wordt getrokken. Want achter de opening ‘ik wilde dit gedicht strijdbaar beginnen’ volgt onvermijdelijk een ‘maar’. En die krijgen we dan ook tegen het eind:
maar ik wil jullie de advertenties niet ontzeggen
ik wil jullie iets vragengeef je kinderen een wereld waarin ze kinderen durven te krijgen
geef hun zorgen aandacht
geef hun tijd
En zo is het ineens een gedicht dat zich van de leraar Nederlands verplaatst naar de collega van maatschappijleer. Een gedicht dat vragen oproept over de toekomst en over de weg daar naar toe. De ik-figuur in dit gedicht toont zich een ‘tedere anarchist’, een term die de Vlaamse criticus Paul de Wispelaere voor Louis Paul Boon bedacht. Natuurlijk is de vorm anders, maar inhoudelijk zie ik wel wat overeenkomsten: allebei heffen ze krachtig de gebalde vuist, om vervolgens de arm troostend om je schouders te slaan. Het lijkt een verouderd beeld – Boon is ook al veertig jaar dood – maar gelukkig ademt het nog zachtjes door in het werk van onze Dichter des Vaderlands.
Andere actuele gedichten tonen een verrassend en verfrissend gevoel voor humor. Bijvoorbeeld op het moment dat in ‘Mark my words’ Mark Rutte ineens ten tonele verschijnt. Bijvoorbeeld op het moment dat Chinese wetenschappers proberen een plantje op de maan te laten groeien.
even groeide het en werd er gejuicht
toen zagen de chinese wetenschappers tot hun schrik
dat mark rutte naast de jonge aanwas
was komen te staano lieve mensenkinderen
zal hij ook dit varkentje
weer gaan wassen?
De laatste afdeling van de bundel heet ‘Ontzorg uw nabestaanden’ en die bevat een aantal ontroerende gedichten over een leven dat tegen de dood aanleunt. De laatste drie gedichten zijn in het Fries, met de Nederlandse vertaling er per regel doorheen. Heel mooi is ‘dagga en de koarke út de flesse (dagga en de kurk uit de fles)’ over een hondje dat rent en speelt en niet weet dat een van zijn bejaarde baasjes binnenkort zal sterven. Ik citeer een klein stukje.
In Ik ga het donker maken in de bossen van staan gedichten die ontroeren en die te denken geven, naast lastiger te doorgronden teksten, die ik maar even terzijde heb gehouden. Maar er staan ook Gedichten des Vaderlands in, die tot de beste en meest originele behoren van wat we in dit genre tot nu toe gezien hebben.
Jan de Jong
Tsead Bruinja – Ik ga het donker maken in de bossen van. Querido, Amsterdam. 92 blz. € 18,99.
Deze recensie stond eerder in Levende Talen Magazine, 2019-7