Recensie: Wanda Reisel – Plattegrond van een jeugd
Een huis als romanpersonage
De Amsterdamse Van Eeghenstraat laat hij zich niet onmiddellijk kennen. Het stukje vanaf de Van Baerle- tot de Alexander Boersstraat is onaanzienlijk en voorbij de bocht links-rechts proeven we al wel de allure van de Concertgebouwbuurt, maar het grote werk begint natuurlijk pas na de Jacob Obrechtstraat. De huizen aan onze rechterhand, zeg maar gerust: kasten, grenzen aan de achterzijde aan het Vondelpark: ‘Een tuin aan een park, welke grotere weelde kon er in een stad bestaan?’
Die zin komt uit Plattegrond van een jeugd van Wanda Reisel. Wat is het? Geen roman. Een verhalenbundel? Inderdaad verzamelde Reisel verhalen die ooit in bundel of tijdschrift verschenen, ‘maar alle zijn grondig herzien en herschreven. Ik beschouw ze als opgediepte vondsten, die nu samen een ander verhaal vertellen,’ zegt de schrijfster in een aantekening achterin het boek.
Toch is het eerder dan een verhalenbundel een biografie, en dan niet de autobiografie van de schrijfster, maar de biografie van het huis waarin zij opgroeide. Hier is het voor haar begonnen: ‘Van Eeghenstraat 100, vijf verdiepingen, zestien kamers, zesentwintig vaste kasten. Kolenhok en prieel in de tuin, grenzend aan het Vondelpark.’ Vader Reisel kocht het pand in 1961 voor 160.000 gulden.
Wat heb je als schrijver meer nodig dan opgroeien in zo’n kolossaal huis?
Nou ja, je moet er niet aan denken dat iedereen die in een huis als dit is opgegroeid, zich daardoor gedwongen zou voelen om zijn jeugd te boekstaven. Het is niet het huis dat de schrijver maakt, het is de schrijver die de verhalen herkent waarvan het is vervuld – en die daarvan literatuur maakt.
Dat is precies wat Wanda Reisel doet in Plattegrond van een jeugd. Ze beschrijft het huis waarin zij als vijfjarige kwam te wonen (ze werd geboren op Curaçao) tot in de kleinste details en door de ogen van het kind dat ze toen was. De plattegrond uit de titel is meer een maquette, ze wijst niet zozeer aan waar iets was, maar neemt je mee naar binnen zodat je het als het ware kunt aanraken. Zo komt dankzij de verbeeldingskracht van Reisel het huis Van Eeghenstraat 100 tot leven als was het een romanpersonage.
Maar Wanda Reisel gaat nog een stap verder, want – en daar zou je Plattegrond van een jeugd inderdaad een verhalenbundel kunnen noemen – ze lardeert de rondgang door haar ouderlijk huis met verspreid gepubliceerde verhalen waarvan de oorsprong is terug te brengen tot deze plek, deze jeugd. Zo werpen we behalve een blik in het hart van het huis ook een blik in de keuken van de schrijfster. We zien hoe ingrediënten uit de werkelijkheid een plek krijgen in een verhaal, we ondervinden hoe de verbeelding op de loop gaat met objectief waar te nemen feiten. Of om het anders te zeggen: hoe een schrijver de werkelijkheid naar zijn hand zet, gebruikt wat hij kan gebruiken, vergroot wat vergroot moet worden, weglaat wat weggelaten kan.
Tot zover klinkt het allemaal misschien redelijk koel, op het technische af. Dat doet onrecht aan de diepere laag die onder de constructie van dit boek verscholen gaat. Wanda Reisel laat er in haar negende boek geen twijfel over bestaan dat de verbeelding een ‘reddende kracht’ is, zowel voor het kind dat zich in de achtertuinen van de Van Eeghenstraat een indiaan waant, als voor de schrijfster die nu vijfenvijftig is en er met haar verbeeldingskracht niet alleen in slaagt om het huis van haar jeugd opnieuw tot leven te wekken, maar ook laat zien hoe haar schrijverschap precies dáár wortelschoot.
Dáár in de Van Eeghenstraat die we ook kennen uit Tirza van Arnon Grunberg en Schone handen van René Appel en van een lied van Frans Halsema. Nee, de Van Eeghenstraat is niet onopgemerkt gebleven.
Frank van Dijl
Wanda Reisel – Plattegrond van een jeugd. Contact.
Deze recensie stond eerder in HP / De Tijd van 3 april 2010.