Recensie: Coco Schrijber – Ola en de dingen
Plonk plonk plonk
Gemene stiefmoeders, wrede zusters, vraatzuchtige wolven, oude sprookjes zijn altijd gruwelijk onder een lieflijk laagje. Ola en de dingen, de tweede roman van Coco Schrijber lijkt in veel opzichten op een hedendaags sprookje. De thematiek is hard en confronterend, maar het taalgebruik (‘Hand in hand rennen we de stalen brug af, plonk, plonk, plonk’) tendeert geregeld naar wat oudere kinderboeken uit de tijd van Annie M. G. Schmidt en Astrid Lindgren. Voor wie is Ola’s queeste bedoeld?
Kinderen zijn doorgaans heel geïnteresseerd in wat ze de volwassen wereld toeschijnt, hun goed recht, je bezighouden met wat er onvermijdelijk op je afkomt. Andersom ligt dat meestal niet zo, ook al is jeugdliteratuur vandaag de dag bepaald niet kinderachtig meer. Maar de Schmidt- of Lindgren-boeken komen doorgaans pas weer ter tafel als iemand een kind krijgt. Die avonturen zijn dan ook bedoeld voor kinderen. Ze heten tijdloos te zijn.
Dan Ola en de dingen. De roman speelt zich onmiskenbaar af in onze tijd, gezien de verwijzingen en gebruikte technologie, en wordt gepresenteerd als een roman voor een volwassen publiek. Het vaak expliciete karakter maakt dat ook wel duidelijk. Het is echter een formule die wringt door de toon en het taalgebruik, dat geregeld aan vrije-schoolonderwijs doet denken:
[…] de werkelijkheid is dat wij, de kinderen, altijd de volwassenen beschermen. Kijk maar om je heen. Heb ik geen gelijk? Nou dan. Gelukkig draait een kind zijn hand daar niet voor om. Want in ons zit méér dan bloed en botjes alleen. Zilverstrooisel bijvoorbeeld. Rotjes die pirouetten in de lucht draaien, antistoffen, zangkoren van negenjarige jongetjes die galmen over engelen, luchtspiegelingen die alleen een zielsverwant kan zien, glucose zoals in trekdrop, zuurstof, flieberdingen en nog veel meer. Maar het meest opvallende is het lichtverzamelend vermogen dat elk kind heeft.
Ola woont aanvankelijk nog thuis. Haar vader, met wie ze een innig, maar ook onfris contact onderhield, is eerder overleden, maar hij bestaat voort in haar gedachten. Wie nog wel leeft, is haar moeder, die echter terminaal ziek is en Ola vraagt haar te helpen met haar doodswens. Het meisje heeft er alle begrip voor, ze doet wat haar gevraagd wordt en in één moeite door verstikt ze ook nog haar kleine broertje. Voor totale vrijheid moet je wat over hebben. Geen lichte kost, maar dit is dan ook een roman voor wat wel ‘grote mensen’ genoemd worden. Het jonge pubermeisje met autistische trekjes gaat de wereld in, waar ze even gemakkelijk de bomen en de dieren groet als haar mobiele telefoontje en hightech camera bedient. In een decor dat herinnert aan Amerikaanse roadmovies, commercials ook.
Het heeft wel wat, zo’n ambivalent typje dat andere vrijgevochten, om niet te zeggen losgeslagen lieden op haar pad treft, maar Schrijbers taalgebruik (‘De boodschappenman fluit mee met de radio. […] ’Dag Oladebola,’ roept de boodschappenman. ‘Dag boodschappenman’), herinnert telkens weer, mede door een overvloed aan (uiterst) korte zinnetjes, aan de oude jeugdboeken. Je zou dit natuurlijk gedurfd kunnen noemen – welk literair bezwaar kun je nou hebben tegen paradoxen? –, maar irritatie ligt in dit geval meer voor de hand.
Ola en de dingen komt, ondanks de vroege dood van moeder en broertje, traag op gang en kent ook weinig ontwikkeling. Slechts korte hoofdstukjes die het lopende verhaal even onderbreken, waarin een vrouwelijke hoofdinspecteur Ola’s gangen nagaat, moeten voor enige afwisseling zorgen. Dat Ola in een geestelijk beschadigde Servische oud-militair, die in een afgelegen bos tracht te overleven, een zielsverwant meent te hebben gevonden, biedt uiteindelijk iets van een verklaring voor Ola’s zonderlinge en vroegwijze gedrag.
André Keikes
Coco Schrijber – Ola en de dingen. Querido, Amsterdam. 256 blz. € 20,99.