Een sensationeel gevoel van kortsluiting

Later loopt ze door de velden met een bloemkool.

Dit stellige openingszinnetje werpt je direct midden het leven van het naamloze zestienjarige meisje in de roman Zij van de Deense Helle Helle. Het meisje leeft symbiotisch samen met haar steeds zieker wordende moeder. Dat zware besef van de sterfelijkheid van de dierbare moeder wordt nergens letterlijk uitgesproken. En ook het veelvuldige verkassen, het beginnen op een nieuw school: het doet er allemaal niet toe. Nergens voel je onrust. Zij hebben elkaar.

In 51 geserreerde hoofdstukken word je bijna achteloos meegenomen in het leven van de twee-eenheid moeder en dochter. Als lezer voel je afstand: de personages hebben geen namen, nergens worden emoties benoemd en het is moeilijk om je een voorstelling van hun uiterlijk te maken. Het is zij tegen jou. Jij bent niet nodig voor hen. Zij hebben aan een half woord genoeg. Tijdens het lezen vraag je je geregeld af of je over iets cruciaals heen gelezen hebt. De lezer moet tastend, met uitgestoken voelsprieten, tussen de regels op zoek naar het geheel in deze plotloze, fragmentarische roman. Het zijn die onwennigheid en die onvertrouwdheid die intrigeren en overtuigen. Je wilt snappen hoe die vanzelfsprekendheid in liefde, in verliefdheid en in vriendschappen werkt.

Helle Helle’s schrijfstijl is betonachtig kort, registrerend:

Oktober duurt lang omdat ze op antwoord wachten van het ziekenhuis, en omdat ze zoveel huiswerk heeft. (…) ze belt stiekem als iemand anders naar de afdeling om opheldering te krijgen. Dat is in de loop van de middag, ze is alleen thuis. De verpleegster zal haar terugbellen. Ze zit aan de eettafel. Haar moeder komt thuis, ze zetten koffie, doen het licht aan. Ze kijken uit het raam, praten onder andere over guirlandes. Haar moeder wil met het eten aan de gang en loopt naar de keuken. Daar staat de radio aan, haar moeder zingt mee. Dan gaat de telefoon, het is de verpleegster, ze is Zweeds of Noors. Ze spreekt duidelijk, maar bedachtzaam. Ze leest ook voor uit het dossier. De patiënt toont grote verbazing over de ernst van de ziekte. Haar moeder snelt de kamer in met twee aardappelen. Ze merkt dat er een telefoongesprek gaande is en sluipt weer weg. Nu verandert de muziek, ze hoort haar moeder weer meezingen. Ze kunnen verlichten, maar niet genezen. Haar schooltas staat op de grond, ze zit ervoor met haar rug naar de rest van de woonkamer. Het kan een halfjaar duren, misschien een heel. Dan gaan ze eten. Dan eten ze.

Op een volstrekt originele manier zet ze het tijdsperspectief naar haar hand. Alles staat namelijk in de tegenwoordige tijd, ook de vluchtige verwijzingen naar momenten uit het verleden:

Ze krijgt het verkeerde bestek mee naar huis na de schoolreis. Nu hebben ze een setje bestek met zilvermerk en de inscriptie IB. Ze legt placemats neer, ze bakt voor ieder van hen een visje. het zijn kwabalen, ze vallen uit elkaar in de pan. Haar moeder slaat haar handen in elkaar. Dat is vorig jaar. Er is geen herinnering aan afzuigkappen.

Deze passage illustreert ook Helle’s manier van beschrijven van de omstandigheden waarin zij wonen. Er is tragiek, er is armoede. Maar ze zijn er als gegeven. Ze horen onlosmakelijk bij hun leven samen, maar ze spelen geen hoofdrol. Het zijn geen aspecten om uitvoerig bij stil te staan, of om over te lamenteren. De verwijzing naar het verleden doet hier nog natuurlijk aan. Het gaat om een herinnering. Maar in bepaalde zinnen zorgt de stelselmatige tegenwoordige tijd voor een sensationeel gevoel van kortsluiting bij de lezer:

Ze zitten met twee koppen thee in het café in het winkelcentrum, een uur geleden begint de vakantie.

En:

Vorige week komt hij aanhollen als ze van de winkel onderweg is.

Heden en verleden vinden simultaan plaats. Zo is het natuurlijk ook: op het moment dat je je iets herinnert, ben je in dát moment, terwijl je je wellicht op een andere plaats en in een andere tijd bevindt. Maar dat doet er niet toe. Het is ook niet zonder betekenis dat het meisje in het laatste hoofdstuk door de velden loopt met een bloemkool. We gaan terug naar de openingszin, om te ervaren dat het meisje gevangen zit in die gelukzalige tijd samen met haar moeder die ze steeds weer in het nu voelt.

Helle Helle’s intrigerende roman doet denken aan zo’n ouderwetse sneeuwbol: je brengt die wereld in beweging door ermee te schudden. Je ziet de vlokjes vluchtig fladderen, ze hechten zich nergens aan vast en dan komen ze tot rust op de bodem. Zo geeft Helle Helle je flarden van gebeurtenissen, momentopnames van een intieme verbondenheid tussen moeder en dochter. Ze schudt alles door elkaar, maar de liefdevolle basis en solide innigheid blijven in de tijd bevroren.

Miriam Piters

Helle Helle – Zij. Uit het Deens vertaald door Kor de Vries. Querido, Amsterdam, Antwerpen. 174 blz. € 20.