Muziek en betekenis

Paul Valéry (1871-1945) was misschien de laatste symbolist. Hij was een bewonderaar van Mallarmé en de zogenaamde absolute poëzie die we in Nederland kennen van Jan Engelman. Denk aan het gedicht ‘Vera Janacopoulos’. De klank en de symboliek werd belangrijker geacht dan de betekenis. Hoewel Vestdijk duidelijk maakte dat het bedoelde gedicht van Engelman, een liefdesgedicht, wel degelijk een begrijpelijke, te analyseren betekenis had.

Valéry was de zoon van een douanebeambte. Hij wilde marineofficier worden, maar zijn beperkte beheersing van de wiskunde zou dat dwarsbomen. Merkwaardig, want later blonk hij juist uit in heldere analyses, waarnemingen en oordelen. Hij publiceerde in 1895 een studie over Leonardo da Vinci. Was de wiskunde in de opleiding tot marineofficier misschien te schools?

In 1892, hij is dan 21, in de bliksemende nacht van 4 op 5 oktober in Genua, beleeft hij naar eigen zeggen een diepe identiteitscrisis. Deze had waarschijnlijk te maken met een onmogelijke liefde voor een getrouwde vrouw uit Montpellier.

Hij neemt afstand van de literatuur en wil zich wijden aan exacte overwegingen. Dat mondt uit in zijn beroemde ‘Cahiers’. Overigens had hij in die tijd contact met grote dichters als André Gide en de al genoemde Mallarmé.

Pas in 1913 schrijft hij weer poëzie en dat resulteerde in het in 1917 verschenen La jeune Parque, een betrekkelijk lang gedicht van vijfhonderdtwaalf alexandrijnen, dat door vele grote schrijvers wordt beschouwd als een hoogtepunt van de twintigste eeuwse poëzie.

Rilke oordeelde over La Jeune Parque dat het is niet te vertalen was. Katelijne De Vuyst heeft onlangs de uitdaging aangenomen en zij is er in geslaagd een mooi en soepel gedicht in het Nederlands te maken. Daarover durf ik te oordelen. Ook schreef zij een verhelderend nawoord. Volgens Valéry had de inhoud van de verzen weinig of geen belang. Het ging om de muziek. Ik waag het om de uitspraak over de inhoud te betwijfelen. Zelf schreef hij – ik citeer De Vuyst – dat hij zich verward voelde door het resultaat, ‘dat me heeft gebracht waar ik nooit dacht te gaan’. Hij omschrijft het als ‘de geest in de fles die door de visser uit het water werd gehaald’. Zou het te ver gaan te veronderstellen dat de crisis uit 1892 opspeelde? Moet de dichter zelf weten wat de precieze betekenis is van wat hij schrijft?

In het begin wordt de sterrennacht en de zee bij Genua geëvoceerd:

‘Wie weent daar, is het gewoon de wind op dit eenzaam
Uur, met ultieme diamanten? Wie toch weent daar,
Zo dicht bij mij die zelf de tranen al voel branden?’

(Moet dit niet ‘voelt’ zijn?)

Ze zoekt mijn gelaat en wil het strelen, de hand
Die afwezig op een diep doel af lijkt te gaan
En verwacht dat mijn zwakheid zich uit in een traan,
Dat mijn puurste lot – het kon zich langzaam bevrijden –
Stil, op een gebroken hart zijn licht laat schijnen.
[…]
Eeuwige sterren, almachtige onbekenden
Die iets puurs, iets bovennatuurlijks laten schijnen
Aan de grenzeloos verre einder van de tijd;
Jullie die in de mens, tot hij uitbarst in tranen,
Je soevereine schichten storten, je zegewapen
En de felle flitsen van je eeuwige leven,
Met jullie ben ik alleen en kan alleen nog beven
Sinds ik mijn bed verliet; en bij dit klif, wonder baken,
Vraag ik mijn hart welke smart het liet ontwaken,
Welk misdrijf door mezelf of tegen mij begaan?

Katelijne De Vuyst heeft in de vertaling de twaalf lettergrepen van de alexandrijn behouden. Je kunt onmogelijk het gepaarde eindrijm van het origineel volhouden of je moet de taal geweld aan doen. De Vuyst koos er terecht voor te kiezen voor assonantie als het eindrijm te rigide werd en heeft daarmee de muzikaliteit behouden.

Valéry heeft de privé-gebeurtenis verstopt, wellicht onbewust, in allerlei mythische en symbolische verhalen. Het gedicht groeide bij stukjes en beetjes die in elkaar werden geschoven. Er zijn elementen te vinden van een schikgodin, gebeten door een slang, van een verhaal over Psyché. Het gaat zeker ook over een sprong van jeugd naar volwassenheid, over de verhouding geest/lichaam.

Geheimzinnig IK, toch ben je nog steeds in leven!
Je herkent jezelf zodra de zon is gerezen
En je bleef helaas je bittere zelf […]

De Vuyst koos een andere titel omdat de Parcae oude schikgodinnen zijn en omdat ‘De jonge Parca’ niet zo welluidend is als het Franse equivalent. Pierre Louÿs, een vriend van Valéry, stelde hem de titel ‘Psyché’ voor, maar de dichter wilde dat niet omdat Pierre werkte aan een roman met die titel. Het gedicht gaat zeker ook over de klacht van een jonge vrouw, in wie Valéry zich herkende.

Remco Ekkers

Paul Valéry – Klaaglied van Psyche. Vertaald door Katelijne De Vuyst. Vleugels, Bleiswijk. 64 blz. € 21,30.