Interview: Wessel te Gussinklo over De hoogstapelaar
‘Scherper kijken dan er ooit gekeken wordt. Dat probeer ik’
In vijf dagen tijd vielen zowel de Bookspot Literatuurprijs als de Zeeuwse Boekenprijs in handen van schrijver en essayist Wessel te Gussinklo. Beide prijzen ontving hij voor zijn boek De hoogstapelaar, het derde deel uit de tetralogie (romanreeks bestaande uit vier delen) over Ewout Meyster. De hoogstapelaar staat nu ook op de longlist voor de Libris Literatuurprijs. Momenteel werkt Te Gussinklo aan het vierde deel. De 79-jarige schrijver woont al enkele
jaren net buiten het Zeeuwse dorpje Kamperland, samen met zijn vrouw Odilia. ‘’s Nachts is het heerlijk autorijden hier, Noord-Beveland over en dan van Goes naar Middelburg. Die wolkenluchten boven je. De ruimte, de wijdte.’
Twee literaire prijzen in vijf dagen. Euforie?
‘Kwalitatief was het natuurlijk toch het beste boek, maar er spelen tegenwoordig andere factoren mee bij het winnen van zo’n prijs. De inhoud moet maatschappelijk natuurlijk een beetje relevant zijn, en een aardige jongen zijn in het wereldje helpt ook. Toen Manon Uphoff op de shortlist kwam met haar boek over incest -ook nog eens tijdens de nasleep van #MeToo- had ik mijn kans voor de Bookspot verkeken dacht ik. Toen ik allebei de prijzen won, vond ik dat toch wel heel bevredigend.’
Vond u het verrassend dat een boek als De hoogstapelpaar een publieksprijs wint?
‘Het is natuurlijk voornamelijk ‘doelgroepproza’ dat de publieksprijzen in de wacht sleept. In die zin is het bijzonder dat mijn boek wint ja. Daarnaast wordt er voor de meeste winnende boeken ook ontzaglijk veel reclame gemaakt. Mijn vriend Jan Siebelink trad drie tot vier keer per dag op toen Knielen op een bed violen verscheen. Auto met chauffeur.’
Voor u geen auto met chauffeur?
‘Ik doe niks voor de verkoop. Ik schrijf het boek, daarna wordt het uitgegeven en dan zien we wel. Zo’n soort houding. Veel verwachten doe je niet.’
Wordt de literatuur met uitsterven bedreigd door dat ‘doelgroepproza’?
‘Tegenwoordig overheerst de Amerikaanse blik. Literatuur is vermaak geworden, net zoals alle andere kunsten. Geen confrontatie meer met het ‘zijn’, geen aanscherping meer voor de dingen die ons omringen. Vermaak en amusement moet het zijn. Literatuur bestaat niet alleen uit vermaak, als je het mij vraagt. Vijftig procent vermaak en vijftig procent aandacht voor het bijzondere en het authentieke, de focus leggen op de diepere gronden van de
dingen die ons omringen. Dat is literatuur.’
Die diepere gronden, daar bent u naar op zoek in uw werk?
‘Dat is wat ik voortdurend probeer. Scherper, beter en nauwkeuriger kijken dan er ooit gekeken wordt. De meeste dingen gaan als een droom voorbij door de kracht van de emotie op dat moment. Die dingen wil ik terughalen uit de chaos en zeer nauwkeurig bezien… Dat je bij het schrijven denkt: dat was het, dat flitste op dat moment voorbij, dat vermoedde ik, dát voelde ik aan. Die intuïtieve flitsen, die zijn belangrijk in mijn werk. Een lezer moet af en toe denken: ‘Ja, ja! Zo is het! Dát is wat ik voel!’’
Kunnen we stellen dat het leven een chaos is waar literatuur orde in kan scheppen?
‘Literatuur maakt de chaos juist zichtbaarder. De riskante veelvormigheid van het bestaan tonen, dat is voor mij een vorm van orde scheppen. In die chaos moet geleefd worden, wil je niet in het moeras wegzakken. In dat moeras zoek je kleine paadjes om eruit te ontsnappen, uit die chaos. Dat is wat je probeert als mens. Als je niet over al te nette geasfalteerde wegen door het leven gaat tenminste… En jezelf als mens scheppen in die chaos, en alle worstelingen die daarbij horen, dat is in wezen wat ik beschrijf.’
Ewout Meyster is een schepper van zichzelf?
‘Jazeker. Meyster houdt de chaos scherp in de gaten en probeert zijn plek te bemachtigen, zichzelf te scheppen, in die chaos. Hij probeert zichzelf vorm te geven, zichzelf extra kwaliteiten te geven. God worden. Alles zijn, alles kunnen. Maar hij lijdt aan de menselijke beperkingen die iedereen heeft. Het leven bestaat ook achter onze rug en opzij van ons, en dat maakt ons beperkt. We voelen ons overvallen door datgene wat we veronachtzamen en waar we niets van weten. De personages uit veel andere romans die ik geschreven heb, De weergekeerde bloem of Zeer helder licht bijvoorbeeld, doen hetzelfde. Ze proberen zichzelf vorm te geven, zichzelf extra kwaliteiten te geven. De voorbeelden van Meyster zijn Churchill en Roosevelt, zo wil hij worden, zo wil hij zijn, maar -en daar komt hij zelf ook achter- ook dat zou niet genoeg zijn.’
Hij zal onvervuld blijven?
‘Zo is het menselijk leven. In de puberteit wil Ewout nog iemand worden en is hij nog een buitenstaander voor de volwassenen. Neem bijvoorbeeld al die kinderen die bezig zijn met het milieu, ze kijken nog op een vernieuwende manier tegen het leven aan. Eenmaal volwassen kun je nog zo druk bezig zijn met iets, maar er is dan sprake van een tirannie der structuren.’
Die tirannie der structuren doet me denken aan uw debuut De verboden tuin. U moest tien jaar wachten voordat de roman werd uitgegeven.
‘En daarna won het meteen twee prijzen. De Anton Wachterprijs en de debutantenbeurs van het Nederlands Letterenfonds. Heel opmerkelijk. Geen enkele uitgever wilde De verboden tuin uitgeven, ze zagen er allemaal niks in. Een goed netwerk hebben is nou eenmaal erg belangrijk als je serieus genomen wilt worden bij de uitgever, en dat netwerk had ik eerst niet.’
Later bent u zich wel gaan mengen in het schrijverswereldje?
‘De oudere generatie schrijvers heb ik daar inderdaad leren kennen. Maar de jongere schrijvers van nu, nee. Ik bevind me nooit meer in dat wereldje. Na de dood van mijn eerste vrouw ben ik daarmee opgehouden. Met een dochtertje van elf jaar bleef ik aangeslagen achter. Dan besta je niet meer. Toen heb ik me teruggetrokken. Daarnaast heb ik de interesse er ook niet meer in. Ik wil de boeken schrijven waar ikzelf tevreden over kan zijn.’
Sander Brouwer