Recensie: Maylis de Kerangal – Een wereld binnen handbereik
Ploeterend vervalsersvolkje
Denken aan je volwassen leven is in de westelijke wereld en ver daarbuiten al snel een verhaal van dromen over macht, rijkdom en roem. Het leven van Paula Karst, de protagonist in Een wereld binnen handbereik, de tweede roman van Maylis de Kerangal die in het Nederlands verschijnt, blijft dichter bij de realiteit. Zij is zo’n jongere die na afronding van de middelbare school nog steeds niet weet wat te doen.
Soms kan er dan een ongedacht inzicht opkomen, dat je latere koers gaat bepalen. Voor de Parijse Paula is dat de opleiding tot schilder van decors voor film en toneel en trompe l’oeils, aan de Brusselse Metaalstraat. Een prestigieuze instelling, dat Institut Supérieur de Peinture in de Belgische hoofdstad, maar wel met de aantekening dat deze specifieke opleiding slechts een half jaar duurt en precies valt in de stille tijd voor huisschilders. Het diploma, dat je dus al na zes maanden in handen kunt hebben, maakt je beslist niet tot kunstenaar, eerder tot een soort huisschilder met een bijzondere specialisatie.
Toch zet De Kerangal Paula en haar klasgenoten neer als studenten, die elkaar na verloop van tijd door en door leren kennen. Ook de feestelijke diploma-uitreiking suggereert dat ze zich van elkaar moeten losscheuren na een omgang van jaren. Het is een wat vreemd aspect aan deze verder zorgvuldig en ook zintuiglijk geschreven roman.
De laatste nacht zijn de studenten van de Metaalstraat samen dronken geworden, want het was the last night, the last big one – ze zouden uit hun bol gaan voordat ze afscheid namen, zichzelf preken, verklaringen, beloften en tranen gunden, ze gingen de sentimentaliteit, waaraan ze zich zonder moeite zouden overgeven, in alcohol verdrinken en aan de bar voor de hele groep hun afscheidswoorden uitspreken en hun glas heffen.
De opleiding is ondanks haar korte duur wel heel intensief en veeleisend en de studenten hebben ook elkaars steun hard nodig om vol te houden, wat kan verklaren waarom ze deze periode allemaal als een half leven ervaren. Het neemt niet weg dat de afgestudeerden en hun vakgenoten elders zich minder voelen (‘Dit zijn wij, het vervalsersvolkje’) dan de ware kunstenaars, de kunstschilders, die zich niet gebonden hoeven te voelen aan van bovenaf opgelegde regels.
Maylis de Kerangal weeft verschillende lijnen door haar roman, die onder meer een link hebben met volwassenwording, niet alleen in het algemeen, maar specifiek in deze tijd van losvaste contracten en misbruik van machtsposities in arbeidsverhoudingen. Paula en haar huisgenoot, medestudent Jonas, plus hun exuberante vriendin Kate, worstelen zich door de opleiding en gaan daarna ieder huns weegs. Wat hun verdere successen in beroep en leven mede bepaalt, is niet in de laatste plaats hun karakter en uiterlijk. Paula komt wat dat betreft van ver. Ze is beschermd opgevoed, is niet zo aantrekkelijk als de andere twee, heeft schele, verschillend gekleurde ogen, een haakneus en stompe vingertjes, en is ook duidelijk minder extravert, een eigenschap waar een hedendaags jong mens niet meer zonder kan.
De roman, steeds nadrukkelijk in de derde persoon (‘Hier herkennen we haar abrupte manier van doen’), volgt Paula bij haar aanvankelijk moeizame pogingen verder te komen in haar beroep en in haar verhouding tot anderen. Daarbij kan De Kerangal, die duidelijk heel veel onderzoek heeft gedaan naar het wezen en de opvattingen en materialen van deze tamelijk onbekende beroepsgroep, zich te buiten gaan aan vaktermen. Ze houdt van opsommingen en details en is op die manier in staat een geloofwaardige ode te brengen aan de waarde van ambachtelijkheid en de vakmensen die die wonderlijke veelheid aan kneepjes beheersen. Menige ‘vrije kunstenaar’, die figuur dus op zijn hoge voetstuk, zou ze waarschijnlijk maar wat graag machtig zijn.
Hout leren imiteren is ‘geschiedenis schrijven met het bos’ – en volgens de dame met de zwarte coltrui ook: ‘een verband leggen’, ‘in contact treden’ –, Paula laat die uitdrukking lang in haar hoofd rondwentelen, het idee moet bezinken. Ze wacht. Er zindert plantaardig leven in het atelier, dat zijn verlengstuk krijgt op de panelen, voortwoekert op de paletten, waar kleuren zorgen voor genuanceerde geeltinten, voor uitgevloeide bruinen, een pietsje rood bevatten voor de mahonies en dat absolute zwart dat je in het hart van het zuiverste ebbenhout vindt. Bomen worden gespleten, het hout vertoont duidelijk spint, steeds donkerder hardhout, het vertelt over een repertoire van vormen, een netwerk van rechte, golvende of spiralende draden, een strooipatroon van poriën en knoesten die een wereld binnen handbereik coderen.
Een wereld binnen handbereik is het spiegelbeeld van literaire non-fictie, want wat De Kerangal doet is een veelheid aan feitelijke informatie over onze wereld direct in verband brengen met haar fictieve personages. Als Paula betrokken raakt bij het ‘klonen’ van de door zwam en schimmel bedreigde grotten van Lascaux, in de vorm van een ‘bijna-echte’ replica, is bijvoorbeeld de weg vrij om de geschiedenis van dat uitzonderlijke stuk werelderfgoed in het zuiden van Frankrijk uitvoerig aan te halen. En het geeft haar meteen de mogelijkheid vragen te stellen bij onze opvattingen over wat ‘echt’ is en wat ‘onecht’. Paula’s bijzondere band met Jonas blijkt overigens geen illusie te zijn, wat deze roman ook nog een beetje tot ‘ouderwets meisjesboek’ maakt.
André Keikes
Maylis de Kerangal – Een wereld binnen handbereik. Vertaald door Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre, De Bezige Bij, Amsterdam. 256 blz. € 24,99.