Recensie: Szczepan Twardoch – De koning
Het schorem van Warschau
Misschien hangt de vloedgolf van navelstaarderige autofictie die de Nederlandse letteren momenteel teistert u ook de keel uit en hebt u even geen zin meer in schrijvers die schrijven over hun moeders, ziektes, kinderen of – het ergst van alles – de zware beproevingen van het schrijverschap. Welnu, dan hebben we goed nieuws voor u: de autofictie-epidemie blijkt vooral een lokaal fenomeen te zijn. Het volstaat dus om even over de grens te kijken als u op zoek bent naar een auteur die zijn eigen microkosmos niet tot de maat van alle dingen verheft.
En waarom niet eens een Pool? Szczepan Twardoch (1979) geldt als een van de belangrijkste auteurs in zijn vaderland. Zijn roman De koning is de eerste die in het Nederlands werd vertaald en biedt iedereen die naar iets anders snakt, een verfrissende leeservaring.
De verteller in deze roman is een ik-figuur die zich voorstelt als Moisje Bernstein, geboren in 1920. Zijn oude dag brengt deze gepensioneerde generaal door in Israël. Al gauw blijkt dat we met een verwarde oude man te maken hebben. Wie is hij écht? Een ding staat vast: de herinneringen aan zijn vroegere leven zijn nog niet vertroebeld:
Jaren heb ik er niet aan gedacht, maar een jaar of vijftien geleden schoot het me weer te binnen, toen Ben-Gal het Dal der tranen, Emek Habacha, verdedigde tegen de Syriërs en ik al vier nachten niet geslapen had. Ik zat gebogen over documenten, meldingen en kaarten, ik leefde op koffie en sigaretten, want er was nergens anders tijd voor, en toen waren me die twee vrome Joden in café Metropol te binnen geschoten, en hun baarden die elkaar raakten tijdens de tango die Kaplica hen liet dansen, en Shapiro die Kaplica bewaakte, met zijn hand om de greep van zijn pistool, en die vreselijke Kaplica zelf die op zijn korte pootjes vrolijk rond de dansers huppelde; en sindsdien ben ik hen geen moment meer vergeten.
De hoofdmoot van de intrige speelt zich dus af in het Warschau van de jaren dertig, in een verleden dat nooit voorbij is. In zijn herinnering wordt de ik-figuur op sleeptouw genomen door ene Jakup Shapiro, een bokser en louche Joodse onderwereldfiguur in een sterk verdeelde stad:
Rondom de ring hadden zich twee Warschaus verzameld die twee talen spraken, in hun eigen werelden leefden, verschillende kranten lazen en die op zijn best onverschillig tegenover elkaar stonden en op zijn slechtst elkaar haatten, maar meestal gewoon een afstandelijke afkeer van elkaar hadden, alsof ze niet een straat verderop woonden maar door een oceaan gescheiden werden […]
Shapiro knapt vooral vuile klusjes op voor Jan Kaplica, de ‘peetvader’ van de penoze, die zijn fortuin heeft vergaard met woekerrente, bordelen en verder zowat alles wat het daglicht schuwt. Kaplica regeert met ijzeren hand over de onderwereld van de Poolse hoofdstad en heeft zijn schaapjes op het droge, tot de vermaledijde geschiedenis roet in het eten komt gooien. Onder de invloed van de Duitse nazi’s roeren namelijk ook de Poolse fascisten zich steeds meer. Het toenemende antisemitisme en het straatgeweld vormen stilaan ook een ernstige bedreiging voor de Joodse onderwereld. Shapiro’s poging om al te gortige propaganda in de krant wat in te dijken door de redacteur een bezoekje te brengen, blijkt een druppel op een hete plaat te zijn.
De blinde vlek in deze roman is de Tweede Wereldoorlog, waarin het Joodse getto van Warschau volledig werd vernietigd en vrijwel alle inwoners werden uitgeroeid. Wat er toen precies is gebeurd en hoe de ik-figuur is kunnen ontkomen, blijft tot op het laatste moment geheim.
Twardoch slaagt erin om de Pools-Joodse geschiedenis van de twintigste eeuw, van de vooroorlogse periode tot de diaspora, tot leven te brengen met overtuigende personages en flitsende dialogen. De koning is dus meer dan een doorsnee verhaal over de opkomst en ondergang van een maffiafiguur of ‘wise guy’, veel meer dan een doorslagje van Mario Puzo’s Godfather.
Tot slot ook nog hulde voor de vertaalprestatie van Charlotte Pothuizen, die de aartsmoeilijke klus om de mengelmoes van Poolse boeventaal en Warschaus Jiddisch vol bedekte verwijzingen naar historische figuren en dergelijke met glans heeft geklaard. Dat levert bij momenten vuurwerk op:
Ik was een gewone gannef. Ik zat vast, omdat ik bij een kraak was getrappeerd; die gast was wakker geworden, een kerel van een vent, en ik was klein en mager, niet als jij nu, en die gaf me op m’n bakkes en hield me vast, en liet z’n zoon de politie halen en daarvoor moest ik twee jaar de bak in. Zwei Jahre Gefängnis für schweren Einbruchsdiebstal, dat vonnis lazen ze me voor, het was een militaire rechtbank.
Wie toch de voorkeur geeft aan boeken vol weltschmerz en zelfmedelijden, heeft nog altijd keus te over in de afdeling ‘Nederlandstalige fictie’ van zijn lokale boekhandel.
Daan Pieters
Szczepan Twardoch – De koning. Uit het Pools vertaald door Charlotte Pothuizen. Nieuw Amsterdam, Amsterdam. 336 blz. € 22,99.