Recensie: Hester Cavalho – De liefhebber
Liefhebber, fijnproever, oetlul?
‘De liefhebber is een op ware feiten gebaseerde roman…,’ zegt de blurb van de debuutroman van Hester Carvalho. Ja, dat dankt je de koekoek! Iedereen weet toch dat als je aan drugs begint het wel eens slecht met je kan aflopen? We lezen het dagelijks in de krant, wat valt daar aan ware feiten nog aan toe te voegen? De hierboven geciteerde zin vervolgt: ‘… die haarscherp laat zien hoe dun de grens is tussen de ‘gewone’ wereld en die van de verslaving en misdaad. En hoe ontstellend weinig er nodig is om die grens te overschrijden.’
Als deze roman iets laat zien – en of dat haarscherp is, is maar de vraag – is dat je alleen maar een egoïstische oetlul hoeft te zijn om die grens te overschrijden. Ik denk alleen dat Hester Carvalho dát niet bedoelt, want ze doet haar uiterste best om Morris Haasbroek, de held van haar roman, een zeker cachet te geven. Hij is een liefhebber van de Engelse literatuur: W.H. Auden, Christopher Isherwood, Stephen Spender worden geregeld genoemd; hij verzamelt hun werken en dan het liefst in een editie die ze zelf nog onder ogen hebben gehad. Zo op het oog een sympathieke gozer.
Samen met een compagnon drijft deze fijnproever – was ook een goede titel geweest – een boekhandel in Oud-Zuid. Hij woont in de Nieuwmarktbuurt: ‘Ik ken de Wallen al mijn hele leven,’ luidt de eerste zin; Morris kwam er wonen toen hij zes was. Samen met zijn Amerikaanse vriendin Sunny woont hij in een huis dat hij van zijn moeder huurt.
Hoewel hij altijd op straat speelde, is hij niet van de straat: ‘Ik hou van boeken. Niet alleen om te lezen, ik hou van het ding op zich.’ Hester Carvalho zet haar hoofdpersoon hoog in de markt om hem des te dieper te kunnen laten vallen.
Want ja hoor: Morris en zijn Sunny raken aan de spullen. Crack. De boekhandelaar hoeft zijn huis maar uit te lopen en een hoek om te slaan of daar staan ze: de dealers die hem voor vijfentwintig euro drie bolletjes ter grootte van een erwt toestoppen.
Nog even afgezien van wat de media ons dagelijks over dit onderwerp voorschotelen: hoeveel boeken hebben we er niet al over gelezen, hoeveel films gezien? ‘Dit kun je gewoon nemen,’ zegt een veronderstelde vriend en daar ga je. Je raakt verslaafd, je geld raakt op, je verzeilt in de criminaliteit.
In het geval van Morris is dat de drugssmokkel. De liefhebber wordt bolletjesslikker. Een aardige bron van inkomsten, maar zijn vriendin ziet het goed als zij zegt dat hij altijd vooraan in de rij staat om de door hem gesmokkelde cocaïne van zijn opdrachtgevers af te nemen.
Tegen die tijd heeft zijn compagnon hem allang de zaak uitgegooid omdat hij ’s nachts geld kwam stelen uit de kluis. Moeders huurwoning hebben Morris en Sunny moeten verlaten omdat ze al maanden geen huur meer betaalden: waar hadden ze dat van moeten doen?
Waarom vertelt Carvalho dit verhaal? Je komt er niet achter. Morris, Sunny en andere figuren blijven eendimensionaal: zodra ze uit beeld zijn, ben je ze vergeten. Morris’ Britse vader ging terug naar Oxford toen Morris twee was, het kind kreeg de achternaam van zijn moeder – veel meer achtergrondinformatie wordt niet verstrekt.
Maar de grootste irritatiefactor is de manier van schrijven. Hester Carvalho schrijft in de tegenwoordige tijd en gebruikt de kortst mogelijke zinnetjes waardoor een hijgerig soort kinderstaccato ontstaat. ‘Ik knik.’ ‘Hij knikt me toe.’ ‘Bernard knikt.’ (Er wordt heel wat afgeknikt in dit boek.) ‘Ik kijk naar hem op.’ ‘De man gaat weg.’ ‘Ik hoest.’ ‘Ik zit op de bank.’ ‘Ik klim het trapje af.’
Nee, de schrijfster is beslist geen liefhebber van mooischrijverij.
Frank van Dijl
Hester Carvalho – De liefhebber. Nieuw Amsterdam.
Deze recensie stond eerder in HP / De Tijd van 11 juni 2010.