Recensie: K. Michel – Waterstudies
Van Verzen tot Vegter XI
We naderen de millenniumwisseling in deze canonieke poëziereeks, en de verwondering slaat luidkeels de klok. Eerder bespraken we K. Schippers, maar vandaag is het de beurt aan een andere K., namelijk de dichter K. Michel en zijn met prijzen overladen derde dichtbundel.
K. Michel – Waterstudies (1999/2008)
Als iemand die van je houdt niet van je houdt
maar je wel op wil eten terwijl je geen appel bent
noch de wortel uit drie, dan mag nee niet
en kan ja niet
een raadsel dat je rok na rok
afpelt als een ui, treurwerksgewijs
tot alle generaties op zijn
en een stem klinkt
die op oudtestamentische toon beveelt
zit niet zo te kutviolen
Dit gedicht ‘Inblazing’ is een prototypische K. Michel: tegenstellingen, lichamelijke sensaties, suggestieve beeldspraak, onmogelijkheden, klassieke verwijzingen, nieuwe woorden (het formidabele ‘treurwerksgewijs’) en een relativerende, haast ironische wending aan het slot. Dit klinkt wellicht als een allegaartje, maar het toont voor mij eerder aan hoe rijk de poëzie van Michel is, hoe ogenschijnlijk eenvoudig hij schakelt tussen registers en op originele wijze de regels en beelden aan elkaar weet te knopen. Het zijn gedichten die je eindeloos kunt lezen en interpreteren, om steeds tot een ander inzicht te komen. Niet omdat ze zo abstract en complex zijn, in tegendeel, maar omdat de weinige, zorgvuldig gekozen woorden vele betekenissen met zich meedragen.
De bundel Waterstudies, onder meer bekroond met de Jan Campertprijs en VSB Poëzieprijs, bevat twintig uiteenlopende gedichten met een bijzonder hoog kwaliteitsgehalte. Op een paar vreemde eenden na hangen ze met elkaar samen en versterken elkaar zelfs: beelden, gedachten en woorden keren, al dan niet in een veranderende vorm, vanzelf weer terug in een volgend gedicht. Een aardig voorbeeld daarvan vinden we aan het slot van ‘Domino’ en ‘Het Leidse Manuscript van Aldhelm’. In het eerste gedicht is sprake van een jongetje dat ‘de gaten in het geluid [stopt] / dat huwelijk heet’, waarna het vers besluit met de regels: ‘Dan begint het buiten / bruidsjurken te sneeuwen’. Een gevoel van (kinderlijke) isolatie, dat ook terugkeert in het gedicht over Aldhelm, veel later in de bundel.
Uren later aan de rand van de stad
met de flatgebouwen in de rug
spreek ik het rommelige veld toe
en de eerste sneeuw: ‘Nu ben ik hier’
Met een enkel woord wordt eenzelfde gevoel opgeroepen, waarbij de sneeuw ook nog eens mooi aansluit bij het begin van het gedicht over het Leidse Manuscript: “Me the wet plain, wondrous cold.” Michel verwijst hier naar een manuscript uit de negende eeuw dat een van de eerste gedichten in het (Oud)-Engels bevat, vermoedelijk een vertaling van de prediker Aldhelm. Michel speelt vaker met religieuze teksten, zoals in ‘Vers twee’, maar citeert net zo lief een artikel uit Earth in Space, over een vlot met op drift geraakte knuffelbeesten, boeken over psychologie of het zestiende-eeuwse reisverslag van officier Gerrit de Veer, over de reis van Willem Barentsz naar Nova Zembla en hun gedwongen en legendarische verblijf aldaar.
Het is wonderlijk hoe Michel de verschillende verhalen over knuffels en ontdekkingsreizigers met elkaar weet te verbinden en ze tot intrinsieke onderdelen van zijn eigen werk weet om te vormen. Naast citaten van wetenschappers die het speelgoedkonvooi nauwgezet volgen om oceaanstromen te bestuderen, voegt hij ook nog iets menselijks eraan toe, met regels als: ‘In dat tempo zal hun ijselijke tocht wel vijf jaar duren / voor ze op de Ierse en Britse stranden rust zullen vinden.’
Het meest expliciete voorbeeld van intertekstualiteit vinden we in het gedicht ‘Indringend lezen volgens dr. Drop’, waarvoor Michel naar hartenlust citeert uit een literatuurmethode uit de jaren zeventig, waarin het biografisch-culturele interpreteren opzij werd geschoven voor een analyse die uitsluitend gericht was op close reading. In de gebruikte passage wordt het gedicht ‘hand o.a.’ van Gerrit Kouwenaar van expliciete duiding voorzien, wat leidt tot komische passages als:
Loopt naakt kunnen we
op twee manieren zien:
loopt, naakt
of is aan het naaktlopen,
gedraagt zich min of meer
als een exhibitionist!
Deze hilarische en kritische readymade wordt na vier bladzijden door Michel met een eigen slotregel beëindigd: ‘Vertel nu het gedicht in je eigen woorden na.’ Hoewel ik in deze reeks al elf afleveringen probeer om poëzie te interpreteren door vooral goed te lezen, ben ik het met hem eens dat ‘close reading’ de betekenis (of esthetiek) niet altijd ten goede komt.
Gelukkig valt er in de gedichten van Michel ook veel te genieten zonder dat de bedoeling van de dichter meteen duidelijk of strikt noodzakelijk is. Zo leest ‘Het magerebrugwonder’ als een impressionistische schets van een alledaags, typisch Amsterdams tafereel, waarin de mensen noodgedwongen wachten op het passeren van drie boten. Hun (of zijn) gedachten krijgen ook even de ruimte in dit gedicht, als Michel schrijft: ‘(cadeau Karin / pasta, room, boontjes, loodgieter bellen)’, maar dan is daar weer die traagheid en schoonheid van de varende schepen.
Verwikkeld in gedachten en beslommeringen
zien we niet dat uit de aak
al het water van de Amstel opwelt
Incognito drijft de bron van de rivier voorbij
Wie deze laatste regels wil duiden met behulp van close reading wens ik veel succes, maar mooi en daverend is deze passage hoe dan ook.
In het slotgedicht ‘Glas is een trage vloeistof’ van Waterstudies pakt Michel nog een keer groots uit, en probeert hij het overkoepelende motief van de bundel – water in al haar vloeiende verschijningsvormen – in nog meer facetten en gedaanten terug te laten komen. Water is tenslotte ‘een meervoud en licht idem’ en vertoont zich in regenplassen, rondom zijn woonboot en onder de douche. Opnieuw krijgen onderzoekers het woord: zij hebben ‘ontdekt hoe een waterdruppel valt’: een fysiologisch proces dat Michel vervolgens in zinderende, lichamelijke taal weet te beschrijven en verbindt met andere vormen van vallen. Zo is er verdrietig water in de vorm van vallende tranen, tegenover opspattend water door eenden en meerkoeten.
Van het water maakt Michel de oversteek naar het vallen, en produceert hij als laatste strofe in deze bundel een viertal regels die je net zo goed als een afzonderlijk gedicht kunt lezen, of op een muur in de openbare ruimte kunt plaatsen. Het is wat mij betreft de kracht van deze poëzie: je kunt er eindeloos mee associëren en interpreteren, maar ook eenmalig lezen en waarderen om het taalvernuft, de ritmische klanken een originele beeldspraak.
De kunst is om zo snel te vallen
dat je voorbij jezelf vliegt
en nog net op tijd bent
om jezelf op te vangen
Willem Goedhart
K. Michel – Waterstudies. Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam. 1999.
K. Michel – Waterstudies. Uitgeverij Augustus, Amsterdam/Antwerpen. 2008.
K. Michel – Waterstudies. Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam. 44 blz. 2016. € 17,50.