Ik rende naar het strand om de zee te zien. Het was helder, de horizon tekende zich kaarsrecht af. Thuis sla ik het standaardwerk Is de aarde rond? (1954) van Klaas Dijkstra erop na. En verdomd: het ‘stereoscopisch-relatief-ruimtelijk gezichtsveld’ levert mij volgens Dijkstra niets dan een drogbeeld op. Er valt een krantenknipsel uit het boek. Een door de auteur zelf ingezonden brief (1965) waarin hij gelijk krijgt: ‘Nooit zal er iemand levend op de maan of een der planeten terechtkomen.’