Column: Coen Peppelenbos – Tante Gré
Tante Gré
Deze week voor het eerst een online kerkdienst bijgewoond. Tante Gré was overleden, omvergeworpen door het coronavirus. Koorts, dubbele longontsteking, benauwd. In het ziekenhuis constateerde men corona. Je kijkt vanuit Groningen naar een kale kerk in Heino (Raalte had geen kerk waar men online diensten kon verzorgen) waar slechts dertig mensen aanwezig mochten zijn. Eén zoon en zijn gezin zaten in de kerk, een andere zoon en dochter spraken via een videoboodschap tot hun moeder omdat ze in Spanje wonen en niet mochten reizen. Troost maar eens iemand op honderden kilometers afstand met woorden als verdriet vooral lichamelijk is.
Tante Gré was geen echte tante, maar sommige vrienden van je ouders werden vanzelf oom of tante. Daar zat geen systeem in. Ze horen bij de beschermlaag van je eigen bestaan. Ik hoorde tijdens de dankdienst voor haar leven allerlei nieuwe dingen over tante Gré. Ik wist dat ze heel creatief was, maar ik wist niet dat vroeger in de verpleging met zwaar psychiatrische patiënten gewerkt had, wist niet dat ze op kinderen met Down gepast had. Ik wist ook niet dat ze de halve wereld rondgereisd had en dat ze desnoods alleen met de kinderen op fietsvakantie naar Engeland ging omdat ome Wim liever thuisbleef.
Ik ging vroeger om met haar zoon Henk. Als je ongeveer even oud bent, dan kom je bij elkaar over de vloer en ben je erbij met verjaardagen. Als puber tennisten we samen. Ik vond het een fijne sport omdat er een net tussen de spelers zat. Later speelde ik tennis met tante Gré. Henk ging studeren in Kampen, ik in Groningen. Henk maakte een einde aan zijn leven. Hij was de eerste dode in mijn leven. Toen haar oudste zoon Bert die periode aanroerde in het leven van zijn moeder, kreeg hij het zelf ook even te kwaad. Dit was de zwartste periode uit haar leven en tot het eind van haar leven heeft ze het over Henk gehad. Zijn foto bleef prominent in haar appartement staan. Zijn naam staat ook op de rouwkaart.
Het meest exotische aspect uit dat huishouden: een schildpad die traag rondwandelde en volgens mij stokoud is geworden. Het meest vertrouwde beeld in het geheugen: de verjaardagen waarop iedereen nog rookte. We hebben nog dia’s van die feesten. Tante Gré, knot in het haar, in de ene hand een glas wijn, in de andere hand een sigaret. Iedereen in een kring. Op tafel potjes met gewone sigaretten, filtersigaretten, sigaren.
Tante Gré was een vrouw die pienter uit haar ogen keek en veel humor had. Ze leed op een gegeven ogenblik aan narcolepsie. Dat ze op elk willekeurig moment in slaap kon vallen weerhield haar er niet van om te reizen. Naar haar kinderen in Spanje, naar haar familie in Bodegraven. Ze kwam bij een treinreis wel eens uit bij een andere station, maar dat leverde ook weer een smakelijke anekdote op, dus tel uit je winst. Die lach die je uit honderden herkent.
Ik herinner me kleine dingen. Een gesprek in de tuin van mijn ouders omdat zij wilde roken en ik toen ook rookte. Dat zij jou serieus nam, zoals mijn moeder haar kinderen serieus neemt. Belangrijker dan het gesprek is soms de wetenschap dat je gezien wordt.
Mijn moeder woont twee appartementen verder op dezelfde galerij. Zij lag de afgelopen weken ook met koorts en een longontsteking op bed. Zij werd niet op corona getest en mijn broer die de afgelopen weken voor haar zorgde, werd ook niet op corona getest. Mijn moeder knapt nu weer op. Tante Gré ging naar het ziekenhuis, ze had nog enkele andere gezondheidsklachten. Bert vertelde aan De Stentor hoe hij de laatste momenten met haar doormaakte.
Wel helemaal ingepakt, met handschoenen en een mondkapje. Zo hebben we om en om bij haar gewaakt. Mijn twee zoons mochten ook nog even samen bij haar naar binnen, ook helemaal ingepakt. Mijn dochter heeft haar nog via videobellen gezien, net als mijn broer, zus en schoonzus in Spanje. Ze heeft ook nog een zus kunnen spreken. Ze was aanspreekbaar, maar heel benauwd. Ze zei: ‘Het is goed zo, ik wil nu dood.’
Na haar dood zouden haar hersens voor de wetenschap gaan om het onderzoek naar narcolepsie verder te helpen. Dat gaat niet door vanwege de coronabesmetting.
Ik zag op tv een gladde meningenfabriek de economische schade benadrukken van onze zorg voor oudere coronapatiënten. Ik wil best een paar procenten welvaart inleveren om die ouderen langer te behouden. Die afweging maak je echter alleen als je niet in statistieken denkt, maar in mensen. Tante Gré was zo’n uniek mens.
Coen Peppelenbos