Recensie: Baltasar Porcel – In galop het duister in
De mythe van Andratx
Als er ook prijzen en bekroningen voor uitgeverijen bestonden, zou het bescheiden Menken, Kasander & Wigman een uitstekende kandidaat zijn. Met enige regelmaat heeft dit Leidse huis van vertrouwen zijn Spaanse bibliotheek uitgebreid. Niet met overgehypete eendagsvliegen waarvan het bandwerk met veel poeha en schreeuwerige posters en stickers metershoog in de boekhandels worden opgetast om daarna snel te worden vergeten – heeft iemand nog iets van Carlos Ruiz Zafón gehoord, misschien? – maar met tijdloze kwaliteit.
De laatste jaren kiest deze uitgeverij vooral hoogstaande Catalaanse schrijvers uit, zoals Joan Sales, Narcís Oller en zeker ook Baltasar Porcel (Andratx, Mallorca, 1937 – Barcelona 2009). Wij waren in 2017 al behoorlijk onder de indruk van De keizer of het oog van de storm, maar het onlangs vertaalde In galop het duister in is zowaar nóg beter. Het is zelfs een beetje vreemd dat zo’n goed boek zo lang onopgemerkt is gebleven in het Nederlandse taalgebied, want het dateert inmiddels alweer uit 1975, toevallig ook het jaar waarin Franco eindelijk de pijp aan Maarten gaf en het Spaanse democratiseringsproces kon beginnen.
Eigenlijk kunnen we maar een reden bedenken waarom Porcel niet in één adem wordt genoemd met hooggewaardeerde Spaanse auteurs als Javier Marías: hij schreef in het Catalaans. Zoals vertaler Frans Oosterholt in zijn uitstekende nawoord toelicht, werd dat onder de dictatuur van Franco niet echt gewaardeerd. Toen Porcel in 1966 in zijn stukken voor de krant La Vanguardia blijk gaf van catalanisme, zeg maar een zeer gematigd streven naar meer Catalaanse zelfbeschikking en verzet tegen het Madrileense centralisme, eiste en verkreeg toenmalig minister van Informatie en Toerisme Manuel Fraga zelfs zijn ontslag.
Wat die verknochtheid aan Catalonië betreft, lijkt Porcel eigenlijk op de Andalusiër Federico García Lorca: enerzijds modern, anderzijds diep geworteld in de traditie van zijn geboortestreek. In het geval van Porcel is dat Mallorca, en meer bepaald Andratx, een stadje aan de westpunt van het eiland. Tegenwoordig is het een zeer toeristische plek, maar bij Porcel neemt Andratx mythische proporties aan, vergelijkbaar met het Macondo van García Márquez. Zo ook in In galop het duister in, waarin de verteller in Parijs herinneringen ophaalt aan zijn jeugd op Mallorca en op zoek gaat naar oude historische bronnen waarin zijn illustere voorouders, de Vadells, worden vermeld.
En het was wel een zootje, dat geslacht Vadell. In een reeks op het eerste gezicht los van elkaar staande anekdotes en verhalen schetst de ik-figuur een niet al te fraai beeld van zijn bloeddorstige, eerzuchtige en vaak ronduit geschifte voorouders. Neem bijvoorbeeld Jaume Vadell, die in de zeventiende eeuw torenwachter op het eilandje Dragonera mag worden nadat zijn voorganger Gabriel Jovera door moorse kapers is ontvoerd. Maar na een jarenlang bestaan als slaaf in Noord-Afrika wordt Gabriel vrijgekocht, verschijnt hij weer in Andratx en krijgt hij zijn oude baan terug. Dat is natuurlijk niet naar de zin van Jaume, die de stakker om het leven brengt en zich nog jarenlang schuilhoudt in een kerk, op de vlucht voor het gerecht.
Een van de ijzige hoogtepunten in dit boek is de vete tussen Daniel en zijn broer Jacint, de opa van de verteller. Nadat Jacint het volledige familiefortuin heeft geërfd en Daniel is onterfd, vertrekt die laatste woedend naar een onbekende bestemming in het buitenland. Jaren later keert hij terug uit Mexico, waar hij schatrijk is geworden, met maar één doel voor ogen: wraak. Hij ruïneert het landbouwbedrijf van zijn broer Jacint, die wordt gedwongen om zijn geliefde paarden te verkopen. De anonieme koper blijkt zijn kwelgeest Daniel te zijn, die de dieren voor Jacints neus laat afmaken:
En het bloed van het zwarte paard was een soort verwarring of een angstdroom of een uitbarsting van overdonderende dreunen die je uit het veld slaan: het dier werd wreed op de knieën gedwongen aan de voeten van Jacint, die werd vastgehouden door de mannen, en de bijl zond een zilveren flits in het grauw, en de straal bloed, verzengend rood en warm en dampend, sloeg Jacint, verspreidde zich in glazend bolle stroompjes tussen de keien van de binnenplaats, alsof het een monsterlijke, veelvormige zeester tekende.
Porcels uitbundige, barokke stijl sluit wonderwel aan bij de met bloed doordrenkte verhalen over eergierige en wraakzuchtige eilandbewoners. Zo beschrijft hij op een even gruwelijke als bloemrijke manier een autodafe of ketterverbranding uit 1765, toen de Spaanse inquisitie zich nog onbeschroomd van haar wreedste kant durfde te tonen. Rond het verschikkelijke schouwspel ontstond een waanzinnig volksfeest:
De mis werd opgedragen door broeder Pere Roig, van het Dominicanenklooster. Op de voornaamste podia groetten de edelen elkaar onder de luifels terwijl de moorse slaven en een enkele christen de omgeving verfristen met grote waaiers van veren. Een menigte verdrong zich rondom het perk met de brandstapel, duwend en vechtend om op de karren en de tribunes te kunnen klimmen. Een horde venters verkocht scapulieren en gedenkpenningen, fluitjes en strooien hoeden. Geïmproviseerde neringen bakten sardines, sleten hartige groentekoeken, water en anijs. […] De boeteling hoorde het vonnis geknield aan, in een cape waarop de verlossende vlammen stonden afgebeeld, met het inquisitoriale kruis in zijn handen. Sommigen kusten het huilend. Anderen zaten er verwezen bij. En een enkeling knarste de tanden met een woedende blik naar de mensen, de kruisen.
Enfin, het is niet bijster moeilijk om te begrijpen waarom de franquistische censuur niet hoog opliep met een auteur die niet alleen catalanist was, maar ook de misdaden van het Spaanse katholicisme niet onbelicht liet en bovendien de erotiek – verpersoonlijkt door de sensuele tante Amàlia – niet schuwde. Maar wat een schrijver…
Daan Pieters
Baltasar Porcel – In galop het duister in. Uit het Catalaans vertaald en van een nawoord voorzien door Frans Oosterholt. Menken Kasander & Wigman Uitgevers, Leiden. 262 blz. € 22,50.