Recensie: Carolina Setterwall – Laten we er het beste van hopen
Wars van sentiment
Schrijven als therapie, zonder dat het therapeutisch overkomt. Een persoonlijk relaas dat verder gaat dan een litanie, dat onderzoek doet naar de menselijke conditie en daardoor universele waarde krijgt, aanhaakt bij een ‘algemeen belang’, bij de lezer haast ongemerkt levensvragen oproept. Hoe zou ik met een dergelijk drama omspringen? De Zweedse Carolina Setterwall, begin veertig van oorsprong communicatiewetenschapper, is daarin geslaagd met haar, naar verluidt, sterk autobiografische debuutroman Laten we er het beste van hopen. (Het origineel verscheen in 2018.)
Hoofdpersoon Carolina is een typische exponent van de generatie waarbij het individualisme tot een levensdoel is geworden, een heilige graal. De vrijgevochten vrouw die weet wat ze wil. Alles dient uit het leven gehaald te worden, of daar nu talent voor is of niet. Maar niet menselijks is ook hen vreemd. De emoties zijn van alle tijden. Hoogstens is er langzaam meer twijfel ingeslopen. Denk aan het Bukowskiaanse motto, ‘de dommen zijn zelfverzekerd, de intellectuelen lijden aan twijfel’.
Carolina heeft een verhouding met Aksel. Zij heeft de verliefdheid in noodtempo om willen zetten in iets wat verdacht veel lijkt op het romantische huisje-boompje-beestje-idee plus kind. Aksel is terughoudender, is wars van grote woorden, al zeker het magische vaak misbruikte viertal die de liefde moeten bekrachtigen, bevestigen, tot er niets van over blijft, ze hol worden, van elke daadwerkelijke betekenis ontdaan. Zij wil zo snel mogelijk samenwonen, hij houdt liever zijn zeer spaarzaam ingerichte eigen hok aan, is denkelijk een voorstander van een licht bepakt leven. Hij geeft schoorvoetend toe aan Carolina’s wensen. Ja, er komt een gemeenschappelijk onderkomen, ja, er komt een kat, ja, er komt een kind. En dan is hij, wanneer hun zoon Ivan amper een paar maanden oud is, ineens in de kracht van zijn leven in zijn slaap overleden en vindt Carolina hem in de ochtend levenloos in hun bed. Het bed waarin zij niet heeft geslapen omdat Ivan lastig in slaap komt, veel meer van haar vergt dan ze had gedacht.
De schrijfster, het hoofdpersonage Carolina, het bekende droste-effect, begint een dagboek, een rouwmemoir, waarin ze zichzelf beslist niet spaart. Ze beschrijft daarin heel nauwgezet de gebeurtenissen vanaf het moment van overlijden én alles wat daaraan voorafging. Deze alternerende hoofdstukken zorgen voor de ‘doorloopsnelheid’ van het boek. Daar is het weer: waar twee verhalen tegen elkaar aan schuren, ontstaat vuur. Vooral ook omdat de twee verhaallijnen langzaam naar elkaar toewerken tot aan de laatste avond ‘samen’, die ze eigenlijk apart van elkaar doorbrengen, zij met het inslaap sussen van Ivan, een urenlang proces, hij aan het werk als freelancer op zijn laptop tot diep in de nacht. De mens die een afgerond geheel wil, een afscheid, het lot dat nu eenmaal anders bepaalt.
Ja, er zijn wat stijl betreft wel gemiste kansen, de tekst is niet per se heel literair, wat ‘zien in plaats van vertellen’, wat meer dialoog had voor wat lucht kunnen zorgen. Heel veel blokteksten, maar ergens dondert het ook niet. Alle twijfels, alle wanhoop, alle pijn komt overtuigend uit de tekst naar voren, Laten we er het beste van hopen, een prachtige dooddoener in dit geval, is vooral een mooi boek over gemis. Wat voor schrijver ben je, wanneer je de lezer niet weet te bewegen, van medelijden, irritatie – pak jezelf nu eens bij elkaar, hou eens op met dat extreme vertroetelen van dat kind, laat de vrienden, familie, de therapeuten eens met rust – tot aan bijna tranenroerend meevoelen met het hemeltergende hartzeer? Bij dat alles, en dat is eveneens een grote verdienste, weet Setterwall sentimentaliteit te vermijden. Hoe pijnlijk herkenbaar is het moment waarop vrienden en vriendinnen en familieleden weer verder gaan met hun eigen leven. Het drama verdwenen is naar de laatste pagina’s, een enkel kolommetje onderin, terwijl jij zelf nog steeds vindt dat het voorpaginanieuws is, aldaar met chocoladeletters groot is geschreven.
De roman raakt in een stroomversnelling wanneer pakweg anderhalf jaar na de dood van Aksel er plots een nieuwe liefde mogelijk lijkt. Kan Carolina dit Aksel eigenlijk wel aandoen? Hoe reageren zijn ouders, haar familie en vrienden? Mag zij deze nieuwe man, in alles een tegenpool van Aksel, wel toelaten? En voor Carolina nog het allerbelangrijkste, hoe zal het verder moeten met Ivan? Hij is immers ‘de baas’ in haar leven. En dan raakt ze, amper twee maanden nadat ze deze nieuwe liefde heeft ontmoet, zwanger, ditmaal eigenlijk tegen haar zin in. Een mooie spiegel met het eerste gedeelte, met de verhouding met Aksel, waarbij híj terughoudend was over het krijgen van een kind. Uit Laten we er het beste van hopen blijkt maar weer eens dat de vorm waarin een verhaal gegoten is, van enorm groot belang is, kan zorgen voor de juiste dosis leven en waarachtigheid. In deze honderdzeventig pagina’s over 2015 en 2016 opent de roman zich volledig, werkt toe naar een bevredigend slot. In die zin dat het opnieuw gelukkig wars is van sentiment, in zekere zin ruimte laat voor interpretatie, eigenlijk heel poëtisch is.
Guus Bauer
Carolina Setterwall – Laten we er het beste van hopen. Vertaald door Sophie Kuiper. Ambo Anthos, Amsterdam. 408 blz. € 24,99.