Column: Coen Peppelenbos – Hoeveel macht heeft Arjan Peters eigenlijk misbruikt?
Hoeveel macht heeft Arjan Peters eigenlijk misbruikt?
Heeft Arjan Peters wel vrienden? Het is opvallend hoe stil die zijn deze week. Dat een criticus met enige macht binnen het literaire veld veel vijanden kweekt, is duidelijk, maar er had toch ook wel een tegengeluid kunnen klinken? De hoofdredacteur van de Nieuwe Revu twitterde maandag meteen na de bekendwording van het nieuws over de criticus over seksafspraken die Peters met jonge schrijfsters zou maken in het Okura. Als dat zo is: aan de hoogste boom met Peters, maar Jonathan Ursem gaf er geen bewijzen bij. Intussen was Peters via hem wel ‘de Weinstein van de Nederlandse literatuur’ geworden.
In de dagen daarna kwam er een goed stuk van Lize Spit op Facebook en nuanceerden Bregje Hofstede en Marjolijn van Heemstra in Trouw de sensatie en vulden getuigenissen in NRC Handelsblad het verhaal wat meer aan.
Ik ken Arjan Peters niet echt. We hadden weleens sporadisch contact via Facebook over Tzum (soms een tip, soms een correctie), maar ik heb hem in het echt maar één keer vijf minuten gesproken bij de presentatie van een boek van Sabine van den Berg in Groningen. Ik vond zijn recensies soms ongelooflijk slecht (over Brieven uit Genua van Ilja Leonard Pfeijffer bijvoorbeeld of Pier en oceaan van Oek de Jong), soms volstrekt onbegrijpelijk (vier sterren voor Haantjes van Kluun) en soms heel goed (over de verzamelde gedichten van Menno Wigman). Voor de zekerheid neem ik maar allemaal mannelijke schrijvers. Ik heb nooit met hem geluncht en ik ben ook nooit door hem besproken. Ik voel me, kortom, dus een buitenstaander. Ik had weleens een gerucht opgevangen over zijn voorliefde voor jonge vrouwen, maar wat iemand in zijn vrije tijd uitspookt moet hij weten. Van mij hoeft ook niet iedereen te weten dat ik het liefst blinde vrouwen van het trottoir duw, duiven in volle vlucht kapot schiet en mannen met een gebroken been het aantrekkelijkst vind.
In veel stukken komt het woord ‘machtsmisbruik’ terug en op de een of andere manier vind ik dat een te groot woord voor wat ik tot nu toe weet. Ik snap dat het erg ongemakkelijk is als een criticus van een groot dagblad je uitnodigt voor een lunch en dat je direct in een afhankelijke positie komt door die uitnodiging. Het zou ook beter zijn geweest als die uitnodiging na het verschijnen van de recensie was gekomen en de schrijfster in kwestie degene geweest zou zijn die de uitnodiging verzonden zou hebben. Maar is een lunchuitnodiging of het gebruik van al te intieme woorden in een mail machtsmisbruik? Volgens mij is er pas echt van misbruik sprake als Peters in ruil voor de lunch en de goede recensie een tegenprestatie zou verlangen en daarvan heb ik nog niet een overtuigend voorbeeld gezien. Het zou ook zo maar kunnen zijn dat hij naast een fascinatie voor jonge vrouwen ook oprecht geïnteresseerd is in wat ze schrijven. De interviews die hij schrijvers afnam en die ik heb bijgewoond of heb gezien via YouTube laten in ieder geval zien dat hij de boeken kende, wat tegenwoordig niet altijd meer een voorwaarde is om iemand te interviewen op een literair festival.
De uitnodigingen van Arjan Peters passen volgens mij in een bedrijfscultuur binnen de literaire wereld (door Maria Vlaar nog eens goed onder woorden gebracht) die langzaam aan het verdwijnen is. Peters is nu de kop van jut, maar misschien is het wel zo stil rondom hem omdat iedereen in de literaire wereld wel verhalen kent van critici, schrijvers, redacteuren en uitgevers die grenzen over gingen. Verhalen die verder gingen dan een lunchje. Ik heb het vermoeden dat de echte verhalen over machtsmisbruik nog moeten komen.
Coen Peppelenbos