Recensie: Guillaume Martin – Socrates op de fiets
Zijn wielrenners dom?
Bij menigeen is het imago van de wielrenner gekleurd door de Flandriens, boerenzonen die met een carrière in de wielersport aan het zware werk in de zompige Vlaamse klei konden ontsnappen. Geblokte jongens die weinig tijd in de schoolbanken hadden verpoosd en bij een televisie-interview ondertiteld moesten worden omdat er anders van hun dialect geen woord te verstaan was.
Inmiddels zijn er al heel wat beter opgeleide mannen het wielerpeloton binnengeslopen, maar het blijven uitzonderingen. Laurent Fignon, met zijn studentikoze brilletje, was een gesjeesd student diergeneeskunde, de Colombiaanse klimmer Fabio Parra was meen ik econoom en onze eigen Peter Winnen, inmiddels een begenadigd schrijver en columnist, is opgeleid tot onderwijzer. In het begin van deze eeuw maakte de Spanjaard Pedro Horrillo, een afgestudeerd filosoof, deel uit van het peloton. Bauke Mollema, die enige jaren economie studeerde, baarde opzien toen hij vertelde dat hij tijdens de Tour het vuistdikke boek Kapitaal in de 21ste eeuw van de Franse econoom Thomas Piketty op het nachtkastje had liggen. In 2017 werd de jonge Franse filosoof Guillaume Martin professioneel wielrenner en hij trok in de Tour vooral de aandacht door zijn universitaire studie en niet zozeer door zijn prestaties op de fiets. Martin fietst voor de kleine Belgische ploeg Wanty-Groupe Gobert en kwam drie keer in de Tour de France uit. Zijn hoogste klassering was in 2019, toen hij twaalfde werd.
Guillaume Martin, zoon van een aikido-leraar en een actrice, kreeg daags na de Tour van 2017 het aanbod een boek over zijn belevenissen als wielrennende filosoof te schrijven. Het resultaat is Socrates op de fiets, een filosofische Tour de France. Guillaume Martin neemt als uitgangspunt de vraag waarom sporters, en misschien vooral wielrenners, vaak voor niet al te slim worden versleten. ‘Mensen hebben in de regel het idee dat sporters een beetje dom zijn, ook al geven ze dat niet graag toe.’ Deze opvatting zint Martin niet erg. Hij maakt een onderscheid tussen theoretische intelligentie, zeg maar cognitieve kennis, en praktische intelligentie, vergelijkbaar met intuïtie en spelinzicht. De sportman blinkt uit door praktische intelligentie, die hij in aanleg heeft en die hij door trainingsarbeid verder ontwikkelt. ‘Het lichaam leert zichzelf beter te functioneren op basis van trainingsarbeid. Er is geen sprake van een top-down overdracht van theoretische competenties (van de geest naar het lichaam), maar van fysiologisch zelflerend vermogen.’ Door intensieve training wordt sport kunst, de sporter een lichaamskunstenaar.
Naast dit serieuze betoog over sport en intelligentie, kent zijn boek nog twee verhaalniveaus. Guillaume Martin vertelt van binnenuit over de koers en over het leven van een coureur. Maar de meeste bladzijden besteedt hij aan een speels relaas over een door hem bedachte speciale editie van de Tour de France. De merkenequipes zijn vervangen door landenploegen waarin een groot aantal filosofen of ‘wielosofen’ zijn opgenomen. De Fransen onder leiding van Jean-Paul Sartre en hebben de jonge Blaise Pascal en Henri Bergson in de ploeg. De Grieken staan aan de start met onder anderen Socrates, Plato en Aristoteles. De Duitse ploeg wordt aangevoerd door ploegleider Albert Einstein en telt onder zijn renners Kant, Freud en Karl Marx (‘knechten aller landen verenigt u’). Heidegger is tijdens de voorbereiding afgevallen omdat hij geen joden als ploeggenoot duldt. ‘Ik wil alleen tot de ploeg toetreden als die helemaal uit Arische Duitsers bestaat. Kwestie van Volksgeist.’ Nederland doet ook mee, met Erasmus en Spinoza, die uiteindelijk met de gele trui in Parijs aankomt.
Friedrich Nietzsche is Martins grote intellectuele held. Hij omschrijft hem als ‘een soort verborgen vader van de moderne sport’. Zijn masterscriptie ging over de Duitse filosoof en in zijn Tourspel geeft hij hem als de adelaar van Sils Maria een bijzondere positie. Hij wordt, nadat hij clandestien aan de proloog heeft meegedaan, door de organisatie alsnog tot de Tour de France toegelaten, maar dan onder neutrale en niet onder Duitse vlag.
Martin meent dat de filosofie van Nietzsche beter aansluit bij de belevingswereld van een topsporter dan de olympische gedachte van fair play en meedoen is belangrijker dan winnen. ‘De essentie van competitie is dat je niet naast maar tegenover iemand staat. Waarvoor zou je je ervoor moeten schamen dat sport een strijd is waarbij het erom gaat je tegenstander te verslaan? Het is beter dat onze dierlijke neigingen binnen de ordentelijke kaders van de sport worden gesublimeerd dan dat ze worden onderdrukt en op een andere, ongecontroleerde manier hun uitweg vinden.’ Verderop schrijft hij: ‘Voor de nietzscheaanse sporter, voor de übermensch, voor de kampioen is de tegenstander gewoon degene die verslagen moet worden, ter zelfbevestiging.’
Martin laat zien dat hij niet van de straat is en tijdens de colleges goed heeft opgelet. Het wedstrijdverslag van deze merkwaardige Tour zit vol filosofische verwijzingen en hele en halve citaten. Maar Socrates op de fiets overtuigt niet. Het boek mist de verbeeldingskracht en brille van een echte schrijver. Het hinkt op te veel gedachten en zwalkt tussen satire, essay en wielerdagboek. Op een van de eerste bladzijden van Socrates op de fiets vertelt Martin dat hij van zijn uitgever de vrije hand heeft gekregen om een boek te schrijven, zowel qua vorm als inhoud. Helaas, had de uitgever dat maar niet gedaan. Had hij de jonge schrijver maar wat meer sturing geven. Dan had hij deze soms bijna potsierlijke potpourri van filosofische krullendraaierij en sportproza kunnen voorkomen. Een mastertitel in de filosofie blijkt geen garantie dat een wielrenner ook een goed boek kan schrijven.
Noot: De vertaling is dik in orde, maar is niet gemaakt door iemand die het wielerjargon beheerst. Een renner die goed bergafwaarts kan fietsen, heet een daler, geen afdaler. De steilte van een klim wordt uitgedrukt in een hellingspercentage, niet in een hellingsgraad. Maar een citaat van Spinoza wordt dan weer wel correct vertaald.
Aart Aarsbergen
Guillaume Martin – Socrates op de fiets. Een filosofische Tour de France. Balans, Amsterdam, 192 blz. € 19,99.