Recensie: Hester Knibbe – Inzake dit huis
Muziek die de prikklok overstemt
Hester Knibbe is 74, maar treedt de wereld met jeugdig elan tegemoet. Zo bevat de afdeling ‘Los’ in haar nieuwe bundel Inzake dit huis een aantal sympathieke adviezen voor wie zich niet meteen bij de wereld wil neerleggen. Het eerste gedicht in ‘Los’ heeft geen titel, zodat de lezer meteen de openingszin naar zijn hoofd geslingerd krijgt: ‘Zint hij je niet, verander de wereld m’n kind’. Het is een veelbelovend begin voor jongeren die niet weten wat ze in hemelsnaam aan moeten met het leven zoals zich dat iedere dag aan hen opdringt. Maar ook voor ouderen die aan het eind van een braaf confectieleven nog één keer de stoute schoenen aan willen trekken – om als een heuse honderdjarige uit het raam te klimmen en te verdwijnen.
Voor eenvoudige poëzielezers is één zo’n regel niet genoeg. Daarom werpen we speciaal voor hen een blik op het hele gedicht:
Zint hij je niet, verander de wereld m’n kind
omarm de kleine schurk en mijd
de sluwe kouwe wetsgetrouwe.Rebelleer tegen wat je leven ontsiert en
loop je tegen een wereld op die je
inperken wil tot soepel scharnier, knarsje rug tegen wind en fatsoen in bijt
in het touw dat je wurgen wil laat je
tanden zichtbaar hun werk doen.
Het gedicht is tamelijk zuinig met leestekens (twee punten, twee komma’s), waardoor de eerste lezing wellicht hier en daar fout gaat. Maar die spaarzaamheid levert na enig gepuzzel geen ambiguïteiten op, zoals dat bijvoorbeeld bij Lucebert vaak wel het geval is. Toch is de schaarste functioneel op twee fronten. In de eerste plaats dwingt hij de lezer langzaam en oplettend langs de woorden te wandelen. Maar, en dat is het belangrijkst, het gedicht krijgt er ook zijn speciale toon van. Juist die aarzelingen van de eerste lezing spelen dan hun bijzondere rol. Want er staat hier nogal wat! Bij veel pubers bijvoorbeeld, zal de oproep tot rebellie niet tegen dovemansoren gezegd zijn. Maar een ogenblik terugdeinzen hoort er ook bij. Mijd de wetsgetrouwe! Verweer je tegen fatsoen! Ja graag, denkt iemand op de drempel van volwassenheid. Maar moet het echt?
Iedereen kent het fenomeen van die piano’s in het wild in trein- en metrostations. Ze zijn eigenlijk een wonderlijk fenomeen, een tastbare paradox. Juist op plaatsen die bij uitstek ontworpen zijn voor beweging, reizen en haast, staat dan zo’n instrument dat uitnodigt tot rust, tot spelen en luisteren. Ze hebben daarmee ook iets rebels.
Pianospeler in stationshal
Hij overspeelt de in- en uitcheckbliep, de akoestiek
verdiept zijn spel, publiek loopt af en aan schaart
zich verrast rondom het instrument waarop
een man in zwart zijn zaligheid uitvent. Zijnmiddeljong gezicht buigt naar de toetsen die hij
vingervlug betovert en de reiziger erbij die
voor een kort moment de monitor vergeet
die maant tot spoed; de tijdstaat even stil wil het cliché. De speler
doet zijn ogen dicht en laat zijn ziel uit wiegt
het bovenlijf het danst in hem, hij zieteen meer vol zwanen in tutu zingt de muziek
die uit zijn vingertoppen swingt.
De tijd die even stil staat is inderdaad cliché. Het overkomt Nijhoff als hij ‘de moeder de vrouw’ psalmen hoort zingen, het overkomt Vasalis als zij ‘het ezeltje’ ziet grazen of een schilderij van Gauguin bekijkt. En het gebeurt ons allemaal, meestal op minder poëtische momenten. Maar in dit gedicht staat de stilstaande tijd in een zichtbaar contrast met die monitor die tot spoed maant. Het cliché slaat de goed afgerichte confectieburger een wapen uit handen. De haast van de reizigers verkruimelt onder de pianomuziek – althans ‘even’, zo laat het gedicht te weten. Nóg veel krachtiger vind ik dan die eerste regel: ‘Hij overspeelt de in- en uitcheckbliep’. Hier is de strijd tussen meespelen of tegenspelen in feite al beslecht. Muziek overstemt de prikklok van de poortjes, vrijheid verslaat het overvol geplande leven.
Dit thema, opstand tegen gevestigde structuren, overheerst overigens ook in de rest van de bundel. De afdeling ‘Habitat’ begint bijvoorbeeld met dit mooie gedicht:
Er was eens een mens die begon
met het meten van grond, zeven
stappen deed, zich bukte en met een
stok een streep trok, daarna opnieuw zeven
stappen deed, zich bukte en met een stok
zeven stappen zich bukte, zeven
stappen deed. Zo had hijlengte te pakken, moest hij
breedte gaan meten, mat hij die
en rekende om.Wilde van hoogte niet weten
stak zijn schop in de grond.
Bij dit gedicht moest ik ineens denken aan een verhaal dat J.J. Oversteegen ooit noteerde in Anastasio en de schaal van Richter (1985): de auteur maakte in Mexico een aardbeving mee en vond het lastig om die ervaring onder woorden te brengen. Berichten over schade aan gebouwen, het aantal schokken en de notering op de schaal van Richter zeiden hem allemaal niks. Totdat hij bij de villa van zijn gastheer arriveerde en de tuinman naar zijn ervaring vroeg. Die had tijdens de beving net op de grond gelegen op jacht naar ongedierte. ‘Ik voelde,’ legde deze Anastasio uit, ‘hoe de aarde zich tegen mij aandrukte.’ We leven inderdaad in een wereld waarin alles geteld, gemeten, of gewogen moet kunnen worden. Zie de mens in het gedicht van Hester Knibbe. Maar we verwaarlozen daarmee de ontelbare en onmeetbare dingen in het leven, de dingen waar het echt om gaat. De metende mens uit het gedicht ‘Wilde van hoogte niet weten’. Waarmee het zakelijke adagium ‘meten is weten’ een gezond tegengeluid krijgt: ‘meten is meten; weten is iets heel anders’.
Inzake dit huis van Hester Knibbe stelt juist die verwaarlozing aan de kaak en gebruikt daarvoor alle geëigende registers. Soms door een nogal rechtstreekse oproep (‘Zint hij je niet, verander de wereld m’n kind’), dan weer door een metafoor over een piano en de toegangspoortjes op het station. En misschien nog wel het meest overtuigend door eenvoudigweg die ene mens te laten zien die meent dat hij alles onder controle heeft zodra hij zijn getallen op orde heeft. Die veroordeelt zichzelf tot de oppervlakte en zal nooit een grotere hoogte bereiken.
Jan de Jong
Hester Knibbe – Inzake dit huis. De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen. 88 blz. € 18,99.
Deze recensie stond eerder in Levende Talen Magazine 2020-4