Recensie: Jeroen Brouwers – Zomervlucht
Spiegeleffecten in knap gecomponeerde roman
In Zomervlucht, het nieuwe boek van Jeroen Brouwers, valt niet één mus van het dak. Toch is het een roman waarin ‘alles wat gebeurt en alles wat beschreven wordt, doelgericht is; waarin bij wijze van spreken geen mus van het dak valt zonder dat het een gevolg heeft.’ Zo formuleerde Willem Frederik Hermans in 1958 wat Maarten ’t Hart in zijn laatste essaybundel snerend zijn ’musseneis’ noemt. Even schamper citeert ’t Hart ook Brouwers zelf: ‘In een roman [mag] niet één functieloos detail voorkomen.’ Het is duidelijk: van ’t Hart hoeft die gekunstelde orde in een roman niet: daarmee wordt de werkelijkheid, die ‘immers zinloos en chaotisch’ is, alleen maar vervalst. ‘Bij Brouwers lijkt die notie afwezig.’
Het is even duidelijk dat Maarten ’t Hart, die zelf ook romans schrijft, daarmee een waardeoordeel geeft, hoewel hij niet wil beweren dat de werken van Brouwers niet zouden deugen. ‘Zonsopgangen boven zee laat zien dat zo’n regel het ontstaan van een meesterwerk niet in de weg hoeft te staan. Anderzijds laat Brouwers’ roman Winterlicht zien dat zo’n regel ook knap, maar levenloos maakwerk kan opleveren.’
Met Zomervlucht blijft Jeroen Brouwers zichzelf en zijn principes trouw. Als hij Reinier Saltsman, zijn hoofdpersoon, een analyse laat geven van het wezen van de fuga, geeft hij zijn eigen opvattingen over het schrijven van een roman bloot. ‘De kunstvorm bestaat hierin, dat een of meer melodieën als het thema worden gebruikt, waarmee alle hoofdstemmen zich bezighouden. Beurtelings nemen de stemmen het van elkaar over, laten het weer los, voorzien het van contrapuntische tegenmelodieën, keren het binnenstebuiten, achterstevoren, ondersteboven, goochelen ermee zoals een jongleur met ballen en kegels, laten het aan alle kanten zien, en brengen het op deze wijze volgens bepaalde disciplines tot volledige ontwikkeling.’ En met de volgende zin van Saltsman raakt Brouwers de kern van zijn hele werk. ‘Zo ontstaat een keten van herhalingen die geen herhalingen zijn, maar variaties, vele, vele, in tal van vormen, van steeds dat ene, datzelfde thema.’
In het werk van Brouwers is Zomervlucht inderdaad een variatie ‘van steeds dat ene, datzelfde thema’. Het boek is het contrapunt van de roman Winterlicht uit 1984 waarin een nét te weinig getalenteerd schrijver worstelt tegen de vergetelheid waarin zijn werk is geraakt. In Zomervlucht is de hoofdpersoon een musicus, als uitvoerend kunstenaar eerder overgetalenteerd: hij heeft op alle wereldpodia gestaan. Hij wordt ook als muziektheoreticus hooglijk gewaardeerd, met name om zijn studies over de fuga, maar als componist schiet hij tekort.
Deze Reinier Saltsman heeft juist de vergetelheid opgezocht. Na zijn huwelijk met Karin Hovius heeft hij zich teruggetrokken in een verlaten landstreek, hij komt nauwelijks nog de deur uit. Net als Jacob Voorlandt uit Winterlicht rookt Saltsman te veel, zij het geen sigaren maar sigaretten. Verslaving is dan ook een van de subthema’s in de nieuwe roman van Jeroen Brouwers. ‘Ook de gewoonte is een vorm van verslaving,’ houdt een zwerver die aan zijn deur verschijnt de musicus voor, en ook als je die woorden omdraait blijven ze waar: ‘Verslaving is een gewoonte. Vorm is verslaving. Zijn leven was alleen nog maar vorm.’ Als zijn briljante leerling Suzan haar laatste les heeft gehad, zal Saltsman zijn vleugel niet meer aanraken. Het instrument wordt nog slechts gebruikt om de kranten op te leggen, zodat de tijd zichtbaar indikt tot een stapel oud papier. Het niet spelen wordt ook een gewoonte, een verslaving haast.
De hierboven geciteerde woorden van Saltsman over de fuga zeggen niet alleen iets over Brouwers’ totale oeuvre, maar ook over het onderhavige boek. Er klinken verschillende stemmen: steeds die van Saltsman, maar het zijn de stemmen van de jonge Saltsman, die zijn jeugd doorbracht in het hotel van zijn grootouders omdat zijn vader en moeder, variëtéartiesten, bij een scheepsramp verdronken; het zijn de stemmen van de oudere Saltsman, getrouwd met een veel oudere vrouw (‘Je hebt een moedercomplex,’ zegt zijn huidige echtgenote).
De stemmen buitelen over elkaar heen, zingen een canon, vertellen het verhaal van de andere kant of liever: gespiegeld. Spiegels komen in het boek veelvuldig voor, er wordt gefilosofeerd over het spiegelbeeld (dat pas écht een vervalsing van de werkelijkheid is: rechts is links geworden en links rechts), zelfs de naam Reinier bevat een spiegeling. Ben jij het die in de spiegel kijkt, of ben jij degene die in de spiegel wordt bekeken? Maar ook een televisiebeeld is vals. Als Reinier Saltsman in New York op de televisie verschijnt, wordt zijn haar geknipt, zijn gezicht ingesmeerd, worden zijn lippen gestift, draagt hij andermans jasje…
Fuga is het latijnse woord voor vlucht, en vluchten is waarmee Saltsman voortdurend bezig is. Hij vlucht in het verleden, koestert het droommeisje op de schommel (het is ook niet de eerste keer dat Brouwers dit kermisattribuut te hulp roept), en als hij een uitnodiging krijgt om in New York een lezing over de fuga te houden, vlucht hij uit de gewoonte die zijn leven is geworden. Zomervlucht: hij vertrekt op 20 juni vanuit Amsterdam, vliegt het begin van de zomer in, maar komt op het tijdstip van vertrek in New York aan waar hij opnieuw het begin van de zomer meemaakt. Hij heeft een paar uur gewonnen in de wetenschap dat hij die bij terugkeer naar Nederland weer zal verliezen.
Tijd: het ongrijpbare van de tijd, het bedrieglijke van de tijd — ook dat zijn ingrediënten die de trouwe lezers van Brouwers bekend zullen voorkomen, net als het droommeisje dat in Zomervlucht weer in verschillende gestalten optreedt. Het meisje op de schommel, het meisje op de motorfiets, Suzan, Mariëlle Vargas… Steeds een nieuwe, steeds dezelfde droom, en intussen ligt de vergankelijkheid op de loer: de houtwormen knagen al aan de vleugel, zoals de dood aan de levenden vreet.
Jeroen Brouwers’ nieuwe roman is maakwerk, in zoverre heeft Maarten ’t Hart gelijk, maar levenloos: nee. Het is een knap gecomponeerd boek, waarin inderdaad alles met alles te maken heeft, waarin elk terloops detail later een plek in de compositie krijgt. Misschien dat de virtuositeit anderen irriteert, mij verschaft het plezier om te zien hoe Brouwers zichzelf trouw blijft, hoe hij als een goochelaar ‘steeds dat ene, datzelfde thema’ varieert.
Frank van Dijl
Jeroen Brouwers – Zomervlucht. Roman. De Arbeiderspers.
Deze recensie stond eerder in het Algemeen Dagblad van 11 oktober 1990. Jeroen Brouwers werd afgelopen donderdag 80 jaar.