Recensie: Sebastian Barry – Duizend manen
Indiaanse tussen de cowboys
Het aardige van historische romans is dat ze doorgaans meer zeggen over de tijd waarin ze geschreven worden dan over de periode waarin ze gesitueerd zijn. Zelfs als auteurs zich zeer goed verdiepen in de geschiedenis en deze waarachtig of levensecht weten te beschrijven, kiest de verteller van het verhaal nog altijd voor accenten en thema’s die voortkomen uit zijn eigen belangstelling, die vaak weer aangedreven wordt door perikelen in de tegenwoordige tijd. Tegelijkertijd kan een goed historisch verhaal je anders naar de eigen tijd doen kijken, iets wat aan Sebastian Barry zonder meer is toevertrouwd.
De Ierse schrijver is in Nederland nog altijd relatief onbekend (getuige alleen al het feit dat er nooit eerder een boek van hem is besproken op dit weblog), maar in de Angelsaksische wereld kreeg hij al vele prestigieuze onderscheidingen en prijzen, waaronder de Costa Book Award voor zijn vorige roman Dagen zonder eind uit 2017. In dit schitterende boek volgden we de levenswandel in het negentiende-eeuwse Amerika van de Ierse immigrant Thomas McNulty en zijn wapenbroeder John Cole, afstammeling van de indianen, hun diensttijd in het leger en alle gruwelijkheden die daarmee gepaard gaan. Mooi daarin was het contrast met de hartverwarmende personages en hun vanzelfsprekende, intieme liefde voor elkaar. Barry liet treffend zien hoe het massaal afslachten van indianen, en daarna ex-strijdmakkers door jonge onwetende soldaten tijdens de Burgeroorlog, niet alleen volstrekt gewetenloos was, maar ook nog eens diepe sporen naliet in het vervolg van hun leven vol schuldgevoel.
In zijn nieuwe roman Duizend manen keert Barry terug naar de wereld van Thomas en John, al tekent ditmaal hun ‘adoptiedochter’ Winona voor de vertelling. Zij is een indiaanse waar de ex-soldaten zich over ontfermd hebben en die zij liefdevol opvoeden in de hoop op een betere toekomst voor haar. Het ‘moderne’ gezin is neergestreken op de boerderij van Lige Magan in Paris, Tennessee, waar ze samen met twee vrijgemaakte slaven de boel draaiende houden. Ondanks de dorre akkers en noeste arbeid is het een paradijs op aarde waar alle bewoners zichzelf kunnen zijn en elkaar met weloverwogen woorden liefhebben.
In ons streven om Tennyson te genezen vroeg Thomas McNulty of ik het erg zou vinden als we die avond wat vrolijkheid bekokstoofden. Een enorme lap van de aanplant was nu gereed en een grote last was afgevallen dat zo’n lange klus zijn einde naderde.
‘Dat zou ik fijn vinden, heel fijn,’ zei ik.
‘Nou, lief kind, dat geldt voor ons allemaal,’ zei hij. ‘Ik ben indachtig, altijd indachtig, van wat jou is overkomen, dochter.’
‘Dat weet ik, mamma,’ zei ik.
Het leven lijkt zelfs een feest te worden voor Winona als ze verloofd raakt met een jongen uit het dorp. Uiteraard kan deze idylle niet te lang voortduren, en in de zuidelijke staat zijn veel inwoners allesbehalve tevreden met de uitkomst van de Burgeroorlog en politieke consequenties daarvan. Eerst treft het noodlot de verteller zelf, die na een avondje whisky drinken met wat jongens uit de stad bruut wordt verkracht, zonder zich te herinneren wie de dader is. Haar verloofde is de hoofdverdachte en vanaf dat moment persona non grata op de boerderij van Lige, al heeft hij als blanke met een goeie betrekking weinig te vrezen van de sheriff. De pijnlijke confrontaties, schuldgevoelens en machteloosheid die deze nare episode bij Winona losmaakt worden door Barry zeer treffend en op gepaste wijze beschreven, en zijn ook weinig anders dan de vreselijke verhalen die we tegenwoordig nog maar al te vaak horen dankzij bijvoorbeeld #MeToo. Daar komt echter bij dat de rechtspositie, evenals de maatschappelijke waardering, voor een indianenmeisje tussen de ruige cowboys op zijn zachtst gezegd niet erg benijdenswaardig is.
Het leed eindigt hier helaas niet, want ook de goedlachse ex-slaaf Tennyson moet het ontgelden als hij zich in de stad waagt: ernstig mishandeld wordt hij langs de kant van de weg aangetroffen met opnieuw geen spoor van de daders. Dit voorval leidt echter tot het instellen van een militie die de racistische ‘rebellen’ die zich in de bossen schuilhouden wil oprollen en vervolgen. Als een westerse Mulan trekt Winona op de bewuste ochtend haar onopvallende jongenskleren aan en voegt zich bij de krijgers van de Unie om vergelding te halen, naar eigen zeggen meer voor Tennyson dan voor zichzelf. Het levert een spannende episode op die onverwachts eindigt in een wonderlijke ontmoeting tussen Winona en het jonge indianenmeisje Peg, waarover de rebellen zich op hun beurt weer ontfermd hebben.
Deze Peg wordt in de loop van het verhaal een soort boezemvriendin van Winona, die zich eindelijk aan iemand van vlees en bloed kan spiegelen. Naar goed voorbeeld van haar twee vaders laat de aanwezigheid van Peg de tot dan toe nagenoeg ontbrekende hartstocht van Winona ook niet geheel onberoerd. De manier waarop Barry schrijft over haar al dan niet platonische liefde voor Peg is bewonderenswaardig.
Wanneer je iemand hoog aanslaat is het zeer genoeglijk om gewoon naar haar te kijken, gewoon te zien hoe ze door de normale lucht van een dag heen voortbeweegt, gewoon op te merken hoe ze deze of gene hebbelijkheid heeft, de draai van een hand of misschien hoe de mens, deze mens die je adoreert, haar kin opheft of haar armen optilt om een lint in haar haren te binden.
De altijd zinderende stijl van Barry is sowieso een enorm pluspunt van deze roman. Barokke natuurbeschrijvingen gaan gepaard met intieme zielenroerselen en stille overpeinzingen. Hij is in staat om in enkele zinnen een volledige scène of ongrijpbare, roerige sfeer te schetsen. Ook in de dialogen toont hij z’n schrijfkunsten, vooral wanneer de erudiete advocaat Briscoe zijn leergierige pupil Winona op allerlei eigenzinnige wijsheden trakteert.
Uiteindelijk wordt de gekrenkte Winona ook nog eens beschuldigd van een misdrijf, waarbij haar afkomst opnieuw bepaald geen voordeel is. Sympathieke zielen springen voor haar in de bres, maar het publiek wil een indiaanse maar wat graag aan de strop zien bungelen. Het meest schrijnend is nog het gevoel van minderwaardigheid dat Winona hieraan overhoudt.
Ik was minder dan de minsten van hen. Ik was minder dan de hoeren in het bordeel, alleen was ik in hun ogen gewoon een hoer in wording. Ik was minder dan de zwarte vliegjes die iedereen in de zomer plaagden. Minder dan de ouwe stront die tegen de achterkant van de huizen werd gesmeten.
Het moge jammer genoeg geen verrassing heten dat de centrale thema’s van deze roman, geweld en systematische onderdrukking van minderheden, in de VS nog altijd aan de orde van de dag zijn. Barry laat in dit verhaal zien waar deze ideeën deels hun oorsprong vinden en hoe verschillend eenieder in het beloofde land ermee omgaat. Daarbij zijn er heel wat wolven in schaapskleren te ontmaskeren: de handhavers en rechtsdienaren hebben elk hun eigen agenda in de woelige politiek van Tennessee, maar broodnodige hulp kan daarentegen ook uit onverwachte hoek komen.
Een ander thema dat als een rode draad door dit verhaal loopt, is de denkbeeldige zoektocht van Winona naar het land van haar voorvaderen. Hoewel de grond die zij dagelijks bewerkt en bewandelt van oorsprong natuurlijk van haar volk is, zijn alle sporen van de indianen zo veel mogelijk uitgewist. Winona herinnert zich daardoor steeds minder: ze spreekt de taal van haar volk niet meer, kent de tradities nauwelijks, ze kleedt, denkt en gedraagt zich net zoals de blanke overheersers. Af en toe flikkert er een herinnering aan haar krijgshaftige maar bruut afgeslachte moeder op, maar veel is voorgoed verdwenen.
We waren gewoon kleine meisjes, daarbuiten op de prairie, onder het sterrenlicht. Als je moeder eenmaal van je is afgenomen kun je haar nooit meer inhalen. Je kunt niet ‘Wacht op mij’ roepen als de winden onder een wolfmaan afkoelen en ze op de grasvelden ver voor je uit is gelopen terwijl ze hout sprokkelt.
Ondanks alle ellende is dit toch een optimistisch en zelfs vrolijk boek, wat vooral komt door de onverwoestbare liefde tussen Winona en haar metgezellen. Hoeveel ellende er ook over hen wordt uitgestort, ze hebben elkaar onvoorwaardelijk lief en steunen elkaar, en dat is genoeg om je zielenrust te kunnen bewaren en dapper voort te blijven leven.
Dat er geen plek op aarde was waar je kon staan zonder gevaar, dat was gewoon het nieuws van elk moment. Dat ik zielen had die van mij hielden en harten die over mij waakten, was een waarheid die als vanzelfsprekend werd beschouwd.
Duizend manen is niet zo avontuurlijk en rijk aan thematiek als zijn voorganger Dagen zonder eind, maar Sebastian Barry heeft een meer dan waardig nieuw hoofdstuk aan zijn oeuvre toegevoegd, wat mede dankzij zijn voortreffelijke stijl en de prima vertaling van Jan Willem Reitsma een genot is om te lezen. Barry weet de historische context op een kundige manier te vervlechten met actuele problematiek, wat de relevantie alleen maar ten goede komt. Wat mij betreft mag Barry gerust verder schrijven over de toekomst van zijn helden John, Thomas en Winona.
Willem Goedhart
Sebastian Barry – Duizend manen. Vertaald door Jan Willem Reitsma. Querido, Amsterdam/Antwerpen. 248 blz. € 20.