Recensie: Simon Vestdijk – De hôtelier doet niet meer mee
Koppig inspinnen
Als Napoleon Bonaparte in 1815 bij Waterloo wordt verslagen, geeft hij zich over aan de Britten. Zij zetten hem gevangen op Sint Helena, een afgelegen eiland in de Atlantische Oceaan. In Frankrijk wordt de monarchie in ere hersteld, de rol van Napoleon lijkt uitgespeeld. Zo is de situatie als de jonge Wolfgang Lindenhagen in de roman De hôtelier doet niet meer mee van Simon Vestdijk eind 1820 afreist naar Grenoble. Wolfgang studeert rechten in Erlangen en is éénentwintig jaar, hij heeft de gehele Napoleontische periode nauwelijks meegemaakt. Een oom, die als leverancier van goederen aan het leger van Napoleon goed aan de oorlog heeft verdiend, raadt hem aan eerst maar eens wat meer van de wereld te gaan zien. Hij heeft ook een baan voor hem op het oog: huisdocent worden bij zijn oude vriend Octave Trublet. Omdat Wolfgang zich aan de universiteit wel enigszins verveeld, vertrekt hij vrijwel meteen.
In de eerste hoofdstukken van de roman wordt duidelijk dat Wolfgang – ook de verteller van het boek – misschien wel wat al te goed van vertrouwen is. Maar naïef is hij zeker niet en hij observeert ook heel goed. Eenmaal aangekomen in Grenoble, blijkt dat zijn oom niet goed op de hoogte was van de meest recente ontwikkelingen in huize Trublet: alleen de jongste zoon heeft nog onderwijs nodig, de drie dochters zijn al volwassen. Over zijn baan als docent komen we niets te weten, maar Wolfgang doet wel uitvoerig verslag van alle wederwaardigheden in het grote huis in het centrum van Grenoble, waarbij hij probeert de bewoners zo goed mogelijk te duiden. Behalve de heer des huizes (een weduwnaar) wonen er een schoonzuster, vier kinderen en een groep mannen, die handelsreizigers genoemd worden en tot verbazing van de standsbewuste Wolfgang ook elke avond met de familie dineren. Wolfgang heeft groot ontzag voor Trublet, niet alleen omdat hij een vriend is van zijn oom maar ook omdat hij duidelijk een geslaagd zakenman is. Hij accepteert meteen zijn autoriteit. Alleen met ‘Comte’ Lamoignon, één van de handelsreizigers, botert het helemaal niet.
Snauwerig trok zich zijn bovenlip op; en toen opeens ontdekte ik, dat hij over zijn gehele lichaam stond te beven, zodat het kaarsvet naast de blaker op de grond druppelde. Beefde hij van de kou? Van woede? Ik was niet bang. Deze ‘graaf’ beschouwde ik niet als een geducht tegenstander, eerder als een slachtoffer van de omstandigheden.
De hôtelier doet niet meer mee speelt zich grotendeels binnenskamers af. Wolfgang registreert op tamelijk objectieve toon alle grote en kleine bewegingen binnen het huishouden. Gebeurt er eens iets spectaculairs (één van de dochters raakt zwanger van de ‘graaf’), dan wordt dit incident zo kalm mogelijk afgehandeld (de dochter gaat een maand uit logeren), het is niet meer dan een rimpeling geweest. Omdat Wolfgang niet veel te doen heeft, gaat hij het handelsarchief van Trublet opruimen en komt zo interessante documenten tegen, die hij echter niet altijd goed kan plaatsen. Wolfgang komt niet graag buiten omdat hij de bergen rondom de stad beklemmend vindt.
In de Alpen komt geen fatsoenlijk mens, dat zal iedereen met mij eens zijn. Zien wij af van een paar wetenschappelijke onderzoekers, een paar doldrieste veldheren, een paar handelsreizigers, tuk op Zwitserse kaas en horloges, dan is er voor de mens van onze tijd op die ongemotiveerde bodemverheffingen niets te zoeken. Ik vind ze ook niet mooi. Een schilderijtje van de Alpen is gruwelijk.
In huis wordt weinig over politiek gesproken en in de salon hangt een gravure van de Hertog van Berry, een neef van de koning, die eerder dat jaar is vermoord door een aanhanger van Bonaparte. Uiteindelijk komt de aap echter uit de mouw: iedereen in huis heeft voor Wolfgang verborgen gehouden dat ook zij aanhangers van de verdreven keizer zijn en wachten op zijn terugkeer van Sint Helena. Zij hebben uitgebreide plannen gemaakt om Napoleon dan onderdak te bieden. De rust in huis blijkt een façade te zijn geweest. Als Wolfgang hier achter komt is hij enorm verontwaardigd. Niet omdat men hem buiten het complot heeft gehouden, maar omdat hij tegen de keizer is, die Frankrijk immers alleen maar ellende heeft gebracht. Hij discussieert urenlang met Trublet om hem op andere gedachten te brengen, maar zijn gastheer neemt niets van hem aan. Napoleon is van Elba ontsnapt, waarom zou het hem niet nog een keer niet lukken? De vele Fransen in Amerika zullen hem daarbij zeker assisteren.
Ik zuchtte. Ik wist nu, dat Monsieur Trublet niet alleen verregaand naïef was, maar aan een vorm van waanzin leed, waartegenover het gezonde mensenverstand volstrekt machteloos stond. Niet dat ik hem voor waanzinnig hield in een banale betekenis: zijn afwijking kon heel goed verklaard worden met op de spits gedreven idealisme, het zich koppig inspinnen in particuliere gedachten en ondernemingen, – de illusies van een levensvreemde, die zich op een wonderman had verkeken, en nu zelf ook wonderen meende te kunnen verrichten.
Toen Napoleon in 1813 van Elba ontsnapte, werd hij in Grenoble met groot enthousiasme ontvangen en Trublet hoopt op een herhaling van deze gebeurtenis. Toch is het gevaarlijk om hier openlijk voor uit te komen en Wolfgang raakt na de onthulling van het complot betrokken bij allerlei machinaties om het plan geheim te houden. Zo wordt het voor de ‘handelsreizigers’ te riskant om in de stad te blijven. Omdat zij weten dat Trublet bij het complot is betrokken, hebben zij hem met deze kennis in hun macht en is hij gedwongen nog steeds in hun onderhoud te voorzien. Hij vindt voor hen een schuilplaats in de bergen en Wolfgang beleeft hachelijke avonturen als hij de mannen (Trublet heeft spit) moet bevoorraden. Met deze tocht door de door hem zo gehate bergen, bewijst Wolfgang zijn loyaliteit aan zijn gastheer.
Ik bekeek mijzelf. Ik was een soort duplicaat van monsieur Trublet, verstopt in wol, en mijn bergschoenen knelden verschrikkelijk, want hij was zoveel kleiner dan ik. Mijn bergstok had ik in het rijtuigje gelaten, omdat ik niet wou achterblijven bij het torsen van voedingsmiddelen, waarbij appelen, peren en abrikozen niet ontbraken. Zes flessen wijn! Maar de knechten hadden mij al eerder verteld, dat deze bagage niets was vergeleken bij wat zij al eens van Monsieur Trublet hadden moeten dragen. Daarbij gebruikten zij het woord ‘sarments’, waarvan zij mij geen voldoende uitleg wisten te geven. Later heb ik gehoord, dat ‘sarments’ de takken van de wijnstok zijn, in februari gesnoeid, en het hele jaar door als brandstof gebruikt. De muiters werd wel veel werk uit handen genomen […].
De afloop van de geschiedenis is voor alle betrokkenen een deceptie: Napoleon kan niet meer terugkeren, hij overlijdt in mei 1821, waardoor meteen elk complot nutteloos is geworden. Deze realiteit zorgt bij Trublet voor een crisis. Hij stuurt de handelsreizigers en een Amerikaanse avonturier, die nog langs is gekomen om hen te assisteren, meteen weg, ook al protesteren zij fel.
‘Dat kunt u niet menen, Monsieur Trublet. Wat hebben wij u misdaan? Mede uit naam van mijn Franse vrienden, en uit naam van de keizer zaliger…’.
‘Misdaan?!’ schreeuwde Trublet, die opeens zijn bezinning kwijt scheen te raken, ‘u heeft alleen maar gedaan, en u heeft niets gedaan. Duikbootkapitein! U moet weg, allemaal! En nu dadelijk! De hôtelier doet niet meer mee!
Wat vooral opvalt aan de roman is de grote vakkundigheid waarmee De hôtelier doet niet meer mee geschreven is. De spanning wordt goed opgebouwd, uit kleine details kan al het verdere verloop herleid worden, maar dat gebeurt zeer subtiel. De pseudokalmte in huize Trublet wordt prachtig gedoseerd aan de lezer overgebracht en ook de animositeit tussen Wolfgang en de handelsreizigers (gevoed door zijn loyaliteit aan Trublet) komt goed uit de verf. Meesterlijk is de graduele verandering die Wolfgang doormaakt van verbaasde toeschouwer naar verdediger van politieke samenzweerders. Maar de kalmte in het boek, het gebrek aan spanning, is te groot om als lezer echt bij het verhaal betrokken te raken. Hiervoor is de verteller te afstandelijk, te veel een buitenstaander. Misschien was het voor het boek wel beter geweest als Wolfgang één van de dochters zwanger had gemaakt, waardoor hij minder aan de zijlijn was blijven staan.
Vóór Wolfgang naar Grenoble vertrekt, krijgt hij een brief van een studiegenoot, die een bezoek aan Goethe in Weimar heeft gebracht. De passie, de onderkoelde humor en het engagement waarmee Vestdijk deze paar bladzijden heeft geschreven, staan in scherp contrast tot de rest van de roman.
Hiermee was de verlegenheid van de heer des huizes nog niet ten einde. Kennelijk wilde hij mij de hand reiken, maar die hand was nat en bemodderd, en hij keek ernaar met neergetrokken mondhoeken, terwijl ik mij beijverde hem met een glimlach vol begrip over zijn bevangenheid heen te helpen. Tenslotte begon hij te lachen, zei iets als ‘volgende keer beter,’- met een diepe aangename stem, die ik nu voor het eerst hoorde.
Doeke Sijens
Simon Vestdijk – De hôtelier doet niet meer mee (1968). De roman is op DBNL te lezen en is uitsluitend nog antiquarisch te koop.