Recensie: Simon Vestdijk – De nadagen van Pilatus
De schim van de gekruisigde
Pontius Pilatus geldt als één van de grootste boeven uit de bijbel omdat hij Jezus had kunnen redden maar in plaats daarvan waste hij zijn handen in onschuld. In De nadagen van Pilatus van Simon Vestdijk verlaat hij Palestina vier jaar na de kruisiging omdat hij iets te enthousiast een opstand in Samaria heeft aangepakt en zich voor dat bloedbad moet verantwoorden bij keizer Tiberius in Rome.
In de eerste hoofdstukken van de roman is Pilatus een cynische opportunist. Hij vertelt iedereen dat hij al veel eerder had willen vertrekken, maar vanwege de ziekte van zijn vrouw langer moest blijven. Dat hij in ongenade gevallen is verzwijgt hij. In Alexandrië redt hij een rijke Joodse man van een woedende menigte en uit dankbaarheid biedt deze man hem zijn eigen (betaalde) geliefde aan, Maria van Magdala (ook bekend onder de naam Maria Magdalena). Zij was één van de volgelingen van Jezus, die ook bij de kruisiging op Golgotha aanwezig is geweest. Pilatus (nogal een vrouwenliefhebber) komt direct onder haar bekoring.
Van haar donker gezicht ontwaarde hij maar weinig; het was vooral haar houding, de omtrek van haar buigzame gestalte, die voor het eerst het vage vermoeden bij hem opwekte, dat dit toch iets geheel anders zou worden dan de avonturen in Palestina. Toen hij na de begroeting vlak naast haar kwam staan, merkte hij het nog duidelijker: aan de ingegrifte lijnen, lijnen van gemoedsontbering, tussen neus en mondhoek, aan de scherpe, heerszuchtige neusrug. Mooi was zij misschien toch niet. Alleen haar ogen waren mooi, tegelijk roekeloos en kalm, oud en jong, niet groot, maar groot van pupil, en beschaduwd door lange wimpers.
In Rome heeft ondertussen een keizerswisseling plaats gevonden, Tiberius is opgevolgd door de nogal onevenwichtige Caligula, de derde hoofdpersoon uit het boek. Rond deze drie figuren heeft Vestdijk een fascinerend verhaal gesponnen, dat eerst nog wel iets ironisch heeft, maar langzaam verandert in een tragedie. In Rome aangekomen lijkt Pilatus weinig te vrezen te hebben van het nieuwe bewind, de fouten die hij in Palestina zou hebben gemaakt worden weggewuifd. Maar zijn kennis over Jezus willen de autoriteiten wel graag gebruiken omdat zich in Rome al een aantal volgelingen van de Nazireeër bevinden. Pilatus wordt op de kleine groep afgestuurd met de bedoeling hen op andere gedachten te brengen. Hoewel hij volhoudt dat Jezus een ‘warhoofd’ was, heeft zijn bezoek niet het gewenste succes, Pilatus weet zich ook weinig meer van Jezus te herinneren, waardoor hij moeilijk uit zijn woorden komt.
Ik sta hier niet om me te verontschuldigen, of de schuld op een ander te gooien, of me achter een ander te verschuilen, maar een feit is, dat ik niets tegen de man had, en niemand eigenlijk, behalve de Joden. Ik heb deze Jezus altijd beschouwd als een dwe…, als een gewoon mens, die niets bovennatuurlijk voor had, dat weet ik heel zeker, uit de beste bron, dat had hij niet voor; ik heb met hem gesproken, onder vier ogen, – daarom ben ik hierheen gest… daarom ben ik ook hier. Hij was misschien geen groot filosoof, of misschien was hij dat ook wel, het lag niet op mijn weg…
Het bezoek aan de eerste christelijke gemeente in Rome wordt door Vestdijk met duivels plezier beschreven in één van vele prachtige scènes uit de roman, vaak met een subtiele ironische ondertoon. Zo hebben de leden van de nieuwe gemeente Jezus zelf nooit ontmoet en daarom vergeven zij Pilatus graag zijn gedrag in Palestina om maar meer over Jezus zelf te weten te kunnen komen. Geïnspireerd door hun enthousiasme komen bij Pilatus toch nog wat meer herinneringen boven.
Een koning was geen koning voor hem, maar iets anders, en een koninkrijk was geen koninkrijk. Hoewel mij dit te hoog ging, voelde ik wel waar hij heen wilde: voor hem was koning der Joden zoveel als zoon van God, – geen gering verschil. Ik stelde hem toen voor zich prins der Joden te noemen, de zoon van de koning dus, en daarmee afgelopen; dan gaf hij geen aanstoot, omdat God dan zelf de koning was, en ik kon hem redden. Bovendien was het veel logischer. Wat zegt hij nu? Ik hoor het nog: ‘Wie de ene gelijkenis verzwakt met de andere houdt niets over, en wie er één prijsgeeft zal later ook zijn overtuiging prijsgeven.’
Door zijn associatie met Jezus krijgt Pilatus in Rome weinig rust. Ook zijn liaison met Maria ontwikkelt zich niet zoals hij zou willen. Het wordt hem al snel duidelijk dat Maria met hem naar bed gaat omdat hij Jezus van dichtbij heeft meegemaakt, waardoor zij als het ware de gebeurtenissen in Jeruzalem opnieuw kan beleven. Maria gelooft overigens niet in de opstanding van Jezus, ze houdt vol dat hij helemaal niet is overleden maar, schijndood, op de vlucht is geslagen, ze is dan ook voortdurend naar hem op zoek. Hun liefdesnacht is voor Pilatus een bijzondere ervaring.
Geen obscene taal kwam over haar lippen, – hetgeen hem overigens minder zou hebben verontrust dan dit, – maar een taal van constatering en omhulde aanklacht, die, zo niet bij haar, dan toch bij ieder ander de naam van een frivole of vijandige spotternij aanspraak had mogen maken. Handelingen, en daaronder de tederste, werden begeleid door een vlijmend geformuleerd ‘nu gaan wij dit doen’, – alsof zij zelf op grote afstand toekeek naar wat geschiedde, meelevend, en toch beoordelend.
Als Pilates zich realiseert, dat Maria tijdens hun liefdesspel in communicatie denkt te zijn met Jezus en haar commentaar voor hem bedoeld is, wordt hij onmiddellijk impotent. Hij weet ook meteen zeker dat ze geen geliefden kunnen blijven omdat de ´schim van de gekruisigde´ altijd tussen hen in zal staan.
Caligula, de nieuwe keizer, lijdt aan een minderwaardigheidscomplex, ook al heeft hij dan de absolute macht. Daarom besluit hij om al tijdens zijn leven god worden of beter gezegd, te bewijzen dat hij al een god is. Dat is de reden dat hij zeer geïnteresseerd raakt in Jezus, die immers de zoon van God was en toch gewoon als mens op aarde verkeerde. Dus Pilates mag weer opdraven en Caligula vraagt hem het hemd van het lijf. Maar zoals al eerder het geval was, Pilates moet ook de keizer teleurstellen, hij kan zich weinig herinneren. Tijdens het gesprek noemt hij in wanhoop Maria, die de keizer wel beter zou kunnen informeren. Daarmee krijgt de roman een andere wending. Maria wordt de geliefde van de keizer en krijgt te maken met allerlei paleisintriges, waarover Vestdijk met groot genoegen uitweidt. Pilates is nu geheel geobsedeerd door Maria, hoe bizar haar gedrag ook is, maar hij raak bij haar uit beeld. Overigens verhindert deze obsessie hem niet een bordeel te bezoeken om zo zijn viriliteit te bewijzen. Maria heeft een afschuw van de keizer, maar zijn belangstelling voor Jezus zorgt ervoor dat ze hem alles toestaat. Caligula heeft haar beloofd dat hij de christelijke gemeente in Rome zal erkennen en Maria verwacht dat Jezus daardoor in de stad zal opduiken. Overigens bestrijdt Caligula de schaduw van de gekruisigde tijdens de seks door zich met Jezus te vereenzelvigen als Maria haar commentaar geeft. Vestdijk portretteert de keizer als een zeer getormenteerde persoonlijkheid. In combinatie met de getroebleerde Maria levert hun gedrag soms groteske situaties op, die Pilatus emotioneel overweldigen.
De nadagen van Pilatus is een bijzonder levendig boek, waarin de gebeurtenissen elkaar in hoog tempo opvolgen. Misschien krijgt de keizer in het tweede deel van de roman iets teveel aandacht, maar daar staat dan weer een lang hoofdstuk tegenover waarin Pilatus een bezoek brengt aan Seneca. De leer van de Christenen vindt deze filosoof weinig origineel.
‘Wat zij geloven is een mixtum van deze geheimleer en gene cultus, en niet eens bijzonder handig in elkaar gezet, – opstanding na drie dagen als in de Adonismythe, vrouwen die het lijk bewenen als in Byblos, doop en heilige maaltijden als bij de Kybeledienst, het water des levens als bij de Egyptenaren […].’
Pilatus wordt in de roman gaandeweg een meelijwekkende figuur, die de lezer bijna als een slachtoffer van de situatie gaat beschouwen. De apotheose van de roman wordt gevormd door een theatervoorstelling in het paleis, door Caligula georganiseerd en door Vestdijk superieur uitgewerkt. De toeschouwers krijgen verschillende aspecten van een godsdienst te zien, uitgebeeld door acteurs. Sluitstuk is een kruisiging van drie mensen. In tegenstelling tot de andere onderdelen van de voorstelling gaat het hier niet om acteurs, maar om mensen die de toorn van de keizer hebben opgewekt.
Voor een kale achtergrond verhieven zich drie kruisen, waaraan mannen vastgebonden of – gespijkerd waren, drie naakte manen, met lendendoeken. Rechts, meer op de voorgrond, stond een houten spreekgestoelte in de vorm van de Romeinse rostra, uiteenlopend in de voorsteven van een schip; de redenaar, of rechter, die zich in dit spreekgestoelte had opgesteld, onbeweeglijk, met papieren voor zich, droeg een masker, dat de trekken vertoonde van een ezelskop.
Pilatus heeft in de roman al een paar keer geklaagd dat het kruisigen van mensen een zeer trage vorm van executeren is en daar heeft de keizer wat op gevonden, een schokkend slot van een toch al vérgaande voorstelling. Voor Caligula is dit alles niet meer dan een provocatie, maar voor Maria betekent het niets minder dan het einde van al haar illusies. Zij keert zich tegen de keizer en dat levert nog een schokkende scène op. Pilatus durft haar niet te helpen en hij vlucht het land uit. In Gallië bezoekt hij toch maar een keer een kruisiging.
De man hing daar, en wilde nog niet dood; verder gebeurde er niets. Dit was het ook wat hem er vroeger altijd van weerhouden had een kruisiging bij te wonen. […] Ja, misschien was het bij die kruisiging in Palestina toch heel anders toegegaan, zodat hij nu nòg niets wist en tot zijn dood onwetend zou blijven.
Doeke Sijens
Simon Vestdijk – De nadagen van Pilatus (1938).
De roman is opgenomen in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL) en als boek uitsluitend antiquarisch te koop.
(afbeelding Ecce homo van Antonio Ciseri via Wikimedia Commons)