Recensie: Simon Vestdijk – Rumeiland
Het verleden terugroepen
In het najaar van 1737 arriveert Richard Beckford op Jamaica, waar zijn familie een grote plantage heeft voor de productie van suiker en rum. In opdracht van zijn oudere broer moet hij onderzoeken waarom er tijdens het productieproces voorraden verdwijnen. Richard, die net is afgestudeerd in Oxford – en pas veel later zijn herinneringen zal opschrijven – gaat meteen na aankomst aan de slag. Hiermee begint Rumeiland, een roman van Simon Vestdijk. Het verhaal geeft Vestdijk de gelegenheid een uitgebreid en buitengewoon boeiend beeld te schetsen van een Engelse kolonie, waar een kleine blanke bovenlaag de dienst uitgemaakt en alle werk gedaan wordt door slaven. Richard is overigens geen held, die de gevestigde orde op de kop wil zetten, hij heeft dezelfde vooroordelen als de andere blanken over kleurlingen en hij schrijft daar dan ook hard en cynisch over. Hij wil de opdracht van zijn broer zo goed mogelijk uitvoeren en daarbij gaat hij vrij agressief te werk, waarmee hij de betrokken medewerkers van de plantage overdondert. Uit hun geschokte reacties trekt hij zijn conclusies. Daarbij loopt hij echter aan tegen de gecompliceerde familiebanden op het eiland en wordt hij gedwongen te kiezen tussen gerechtigheid of het door de vingers zien van tekortkomingen van zijn eigen verwanten.
Naast deze zakelijke verhaallijn bevat de roman nog een andere, meer romantische zoektocht. Richard, die op de familieplantage is opgegroeid, verhuisde op zijn achtste naar Engeland. Onderweg werd zijn schip overvallen door piraten. Eén voorval is hem daarvan altijd bijgebleven:
[…] en wat ik mij nú herinnerde was niet meer een rode vlag, of een flauw vallende kindermeid, of de piraten in het wand, die bezorgd naar de Engelse korvetten uitkeken, maar een warme hand in mijn nek, een warme, stevige, ruwe maar niet al te ruwe hand die aan een jonge man met lang blond haar toebehoorde. De gehele duur van de plundering bleef die hand op dezelfde plaats, alsof ik de enige was op het schip, die in bedwang gehouden moest worden, want de kapitein, de stuurlui en de matrozen liepen vrij rond en hielpen zelfs met het overladen, iets waarvan men hun later een verwijt gemaakt heeft. […] Bang was ik inderdaad niet, maar vooral toch wel door die hand waarschijnlijk. Zo kalmerend was de aanraking, dat ik tot een soort soezerigheid verviel, waarin alles langs mij heenging, en ook wanneer en hoe de hand weggenomen werd, weet ik niet meer. Daar ik open kleren droeg, rustte de hand bijna tot tussen mijn schouderbladen. De aanraking voel ik nog, maar dat kan natuurlijk verbeelding zijn.
Sinds Richard in Engeland een boek over piraten heeft gelezen (waarvan hij ook de auteur opzoekt), weet hij dat de jongeman met lang blond haar uit zijn herinnering, in werkelijkheid Anne Bonney is geweest, een vrouwelijke piraat. Haar ware identiteit werd pas ontdekt nadat ze gevangen was genomen. Omdat ze toen in verwachting was, is ze niet terechtgesteld (zoals haar mede-piraten), maar heeft ze een gevangenisstraf gekregen. Richard is zo door haar geschiedenis gegrepen (in combinatie met zijn herinnering), dat hij zich ten doel stelt haar in Jamaica op te sporen. Deze geheime missie zorgt er voor dat Rumeiland véél meer is dan een spannende avonturenroman, het is ook de zoektocht naar een herinnering. Daarbij boekt Richard in eerste instantie weinig succes. Hij gaat weliswaar op bezoek bij ooggetuigen, zoals een vroegere gevangenisbewaker, veel houvast krijgt hij niet, zijn bronnen lijken elkaar zelfs tegen te spreken. Richard informeert ook bij de gouverneur van het eiland, maar veel meer dan de belofte dat hij eens zal informeren bij autoriteiten op naburige eilanden, levert dit niet op.
Tijdens zijn verblijf op Jamaica logeert Richard bij familie. Hier ontmoet hij zijn nichtje Dorothy, met wie hij goed kan opschieten, zelfs zodanig dat hij overweegt haar ten huwelijk te vragen. Maar dit voornemen raakt op de achtergrond als hij de vrouw van de gouverneur ontmoet, Lady Jane Hovenden Walker. Deze oudere vrouw flirt openlijk met hem en Richard is al snel diep van haar onder de indruk.
De Kerstdagen had ik ononderbroken aan haar gedacht, een behaaglijk gedroom zonder plan tot actie, luchtige, soms zwaarmoedige vleugelslagen der verbeelding, waar ik, als het nodig was, de spijker doorheen dreef van imperatieven in de trant van ‘Ze is 42’ of ‘Ze is Lady Jane Hovenden Walker’, of ‘Ze zou je moeder kunnen zijn.’ Maar het eerste riep mij ons heerlijk furieus gesprek in de herinnering, het tweede was haar naam, dus zijzelf, los van familiebanden, en het derde…neen, als zij mijn moeder was geweest, dan zou ik dít toch niet voor haar gevoeld hebben. En dan vloog de grote vogel weer verder. Toch waren het geen heftige opwellingen, geen onweerstaanbare drang, ik voelde mij alleen maar gelukkig, en vooral tevreden, ook over mijzelf.
In de tweede helft van de roman smelten de zoektocht naar de vrouwelijke piraat en de aantrekkingskracht van de gouverneursvrouw op fascinerende wijze samen. Lady Jane weet Richard zo te manipuleren dat hij er zelfs korte tijd van overtuigd is dat Anne Bonney en Lade Jane één en dezelfde vrouw zijn. Ondanks zijn bravoure en zijn vermogen tot het vernederen van slaven blijkt Richard vooral een naïeve romanticus te zijn, die niet bestand is tegen de krachten die hij oproept. Geheel ontnuchterd verlaat hij begin 1738 het eiland alweer en keert terug naar Engeland.
Zoiets loopt nooit goed af. Daar is de droom niet machtig genoeg voor. Het is als het opwarmen van eten, dat drie dagen staat. Ik zeg niet, dat het dwaasheid van je was, maar het leidt tot niets. Je kunt het verleden niet terugroepen.
Rumeiland is een zeer solide historische roman, met prachtige beschrijvingen van de natuur, van societybijeenkomsten of van jachtpartijen. Vestdijk beschrijft ook de koloniale samenleving op het Caraïbische eiland heel overtuigend. Wat daarbij duidelijk naar voren komt is dat de blanke elite weliswaar de macht heeft, maar toch ook altijd bang blijft voor opstanden. Door zijn hoofdpersoon een schim te laten najagen, wint de roman aan diepte. Richard is in eerste instantie geen sympathieke figuur, maar de verwarring die zich gaandeweg de roman van hem meester maakt, zorgt er wel voor dat je hem met meer compassie gaat bekijken. Deze psychologische laag geeft Rumeiland tachtig jaar na publicatie een grote frisheid. Wat vooral opvalt is het gemak waarmee Vestdijk aan de historische basis van de roman steeds weer opmerkelijke observaties en details toevoegt, van de kleur van de ogen van een jong Creools meisje tot jeugdherinneringen van Richard.
Voor het eerst besefte ik de enorme uitgestrektheid van de plantages, die mijn broer William de zijne mocht noemen. Deze afmetingen hadden niets gemeen met de absolute, doch vage oneindigheid die het kind, dat ik geweest was, om zich heen had gevoeld, zonder te weten of het de velden waren, de bossen, de verre bergen, of alleen maar het huis, dat voor hem het heelal vertegenwoordigde, of ten slotte de kamer waarin het slapen ging, en waarin iedere avond dit heelal samen kromp als een bloem die zich sloot.
Doeke Sijens
Simon Vestdijk – Rumeiland. Uit de papieren van Richard Beckford behelzende het relaas van zijn lotgevallen op Jamaica 1737-1738 (1940).
Te koop als e-boek (uitgeverij De Rode Kamer) of – als fysiek boek – antiquarisch.
(afbeelding James Hakewell via Wikimedia, publiek domein)